Fleur van Groningen

Dappere doorzetster

Lang putte ik enige fierheid uit het feit dat ik mij niet in de slachtofferrol wentel. Ik had dan wel een waaier aan traumatische gebeurtenissen meegemaakt, ik was toch maar mooi zelf uit de put geklommen. Ik had een leven opgebouwd. En soms vergeleek ik mezelf met anderen. Zo kende ik een vrouw die gemakkelijk medelijden met zichzelf had en de schuld steeds buiten zichzelf legde. Altijd waren het anderen die haar iets aandeden en haar in situaties lieten belanden die een achtbaan van emoties ontketenden. Dan stelde zij zichzelf steeds dezelfde, met tranen overgoten vraag: ‘Waarom ik, waarom moet mij dit nu overkomen?’

Al had ik ook een kennis die het andere uiterste belichaamde. Zij was één brok woeste zelfstandigheid, rebelleerde tegen iedere vorm van zwakte en spoorde haar medezusters aan precies hetzelfde te doen: ‘Wie wil je zijn, een mossel zonder schelp of een onversaagde krijgster?’

Ik vermoedde dat ik ongeveer een vijf op tien op de schaal van slachtofferschap haalde. Precies tussen beide vrouwen in. Enerzijds was ik ervan overtuigd dat wie zich de eeuwige gedupeerde waant, de oplossing voor zijn problemen buiten zichzelf legt. Dat hij zich afhankelijk maakt van andere mensen en omstandigheden, en de macht over zijn eigen leven uit handen geeft. Ik noemde het een vlucht, een manier om je verantwoordelijkheid te ontwijken en je te beroepen op een schijnidentiteit. In plaats van je kracht te ontdekken en die aan te spreken.

Anderzijds ontdekte ik tijdens mijn eigen zoektocht naar innerlijke kracht echter algauw dat ik niet opschoot door mijn hulpeloosheid te veroordelen. Een waarlijk sterke vrouw aanvaardt haar kwetsbaarheden moederlijk. Bovendien is geen enkel leven maakbaar. Je kan wel de dappere doorzetster uithangen die steeds de boel in handen neemt, maar soms zit gewoon alles tegen en sta je volstrekt machteloos. Al zag ik toch steeds een uitweg in de overtuiging dat we uit tegenslag kunnen leren. Het ‘what doesn’t kill you, makes you stronger’-principe, dat ik allicht tot mijn voorlaatste snik zal blijven toepassen en dat me helpt om uit iets negatiefs toch iets positiefs te puren.

Terwijl ik trachtte mijn verantwoordelijkheden te nemen en tijdig aan zelfzorg te doen, dwong het leven me recent tot meer nuance. Ik ontdekte namelijk dat ik niet enkel fier ben dat ik de slachtofferrol uit de weg ga, maar ook dat ik er al die tijd onbewust bang voor ben geweest. Bang om het slachtoffer te durven zijn. Daarom besloot ik om die emoties eindelijk toe te laten. En daarna begreep ik het: wie erkent dat hij een slachtoffer is, wijst ook meteen een dader aan. En dat is nodig. Want zo verwordt het gebeurde niet tot een onduidelijk, emotioneel kluwen, maar brengt het juist een rigide overzicht: de een wil iets niet, de ander wil iets wel en dringt die behoefte op. Het benoemen van een slachtoffer en een dader blijkt noodzakelijk om grenzen aan te duiden en af te kunnen bakenen.
Pas sinds ik mezelf toestond om me echt slachtoffer te voelen, ben ik er van doordrongen dat ik het recht heb om mezelf te beschermen.
Daarom onthoud ik dat deze fase overslaan even zinloos is als er verstokt in blijven hangen. Voortaan zal ik mezelf na serieuze tegenslag toestaan even slachtoffer te zijn: precies lang genoeg om inzicht te vergaren maar kort genoeg om de realiteit niet te ontvluchten. Een zachte mossel met een stevige schelp behoeft immers geen krijgster ter verdediging.