dirk de wachter

Dirk De Wachter, psychiater: ‘Ik ben een kwetsbare mens’

De psychiater weet het niet. Hij wil niet opgevoerd worden als de goeroe die alle antwoorden in pacht heeft. Hij twijfelt en zoekt, en vraagt zich soms af waar hij in godsnaam in verzeild is geraakt. Maar dan is daar altijd weer dat basisvertrouwen. ‘Ik kan goed verloren lopen zonder verloren te zijn.’ Een stapje in de wereld van Dirk De Wachter.

Tekst Valérie Du Pré – Foto’s Marleen Daniëls

 

We moeten leren leven met imperfectie en ongebalanceerdheid. Luister naar je onevenwicht en doe er iets mee. Druk het niet weg en pak er niet te veel pillen voor

 

Mensen op een respectvolle manier uit balans brengen, daar is geestesdokter Dirk De Wachter goed in. Het begint al op de stoep voor zijn huis in Antwerpen. Neem ik de rechtse trap die leidt naar een lager gelegen deur of stap ik de statige treden op richting eerste verdieping? Ik ben hier niet om af te dalen in de krochten van mijn ziel, dus ik laat de rechtse trap links liggen en hoop op een juiste gok. De Wachter verwelkomt mij met een minzame glimlach om de mond, zijn legendarische haren achterover strijkend. Leest hij mijn voordeurverwarring? Best mogelijk, want hier staat een man die al op zijn vijftiende wist dat hij maar één ding wilde in zijn leven: in het hoofd van de mens kijken.

Dirk De Wachter: ‘In het vijfde middelbaar hadden we een leraar Nederlands die ons voor het eerst in ons jonge leven sprak over literatuur. Hij liet ons De komst van Joachim Stiller lezen en sprak over Johan Daisne, Hubert Lampo en Ward Ruyslinck. “Er is nog iets anders,” zei hij, “maar daar zijn jullie nog wat te jong voor. De Avonden van een zekere Gerard Kornelis Markies van het Reve.” Ik ben diezelfde avond naar de bibliotheek gegaan om dat boek te halen. Ik vond het ongelofelijk, vooral omdat Reve schrijft over de gedachten van een mens. Die monologue intérieur was ik nog nergens tegengekomen. Diezelfde leraar sprak in zijn lessen ook over psychoanalyse, over Freud, Jung en Adler. Het fascineerde mij wonderlijk. Tot op de dag van vandaag vind ik het fascinerend om in het hoofd van een mens te kunnen kijken, hoewel ik intussen geleerd heb dat dat eigenlijk toch niet kan.’

Leefde je zelf veel in je hoofd?

DDW: ‘Onbewust wel. Ik was een zoekende, wat twijfelende, nogal onzekere jongen. Het woord getormenteerd klinkt veel te dramatisch en is een schandalig woord voor een geprivilegieerde jongen uit een braaf, warm, burgerlijk milieu. Maar toch, ik “vond” mij moeilijk in de wereld. Ik ben altijd een heel denkende mens geweest. En toen viel alles ineens in een plooi. Het is een groot voorrecht in het bestaan dat de dingen in een plooi vallen.’

Als psychiater zie je elke dag mensen met moeilijkheden. Dat kan best zwaar zijn, toch?

DDW: ‘Interessante beroepen zijn zwaar. Ik denk dat mijn basic trust, het feit dat ik iemand ben die uit een gehecht nest komt, me helpt om met al die moeilijkheden om te gaan. Natuurlijk neem je soms dingen mee naar huis maar ik kan dat nogal goed van me afzetten. Ik ben dertig jaar psychiater, ik mag hopen dat ik heel dicht bij de moeilijkheden van mensen kan komen en dat mensen zich door mij begrepen of toch nabij en gesteund voelen.’