Laat ze maar lullen

Ik bevind me op een eiland in de Atlantische Oceaan, met wuivende palmen, rotspartijen vol cactussen en felgekleurde, tropische bloemen. Het is winter maar de temperaturen zijn zacht. Op het terras van mijn huurhuisje drink ik thee met uitzicht over de baai. In de verte spelen zon en wolken een verrukkelijk lichtspel op het wateroppervlak. Ik neem er een foto van met mijn smartphone. Dan open ik uit gewoonte de app van Twitter. Daar wacht een stroom van beledigingen me op. Enkele mij volstrekt onbekende mensen voeren een onlinegesprek over me en hebben me daarin getagd. Ze schelden, schermen met onwaarheden, dagen me uit die te weerleggen. Het is alsof ik een stevige stomp in mijn maag krijg.

Ik sta op, haal mijn boek, ga weer zitten en begin te lezen. Maar om de zoveel bladzijden besluipt me toch de drang om te kijken of er nog steeds over me wordt geroddeld. Moet ik voor mezelf opkomen om het onrecht te bestrijden? Hoe reageren andere Twitteraars? Haat mijn volledige thuisland me of is er toch iemand die het voor me opneemt? Het gekwetste meisje in mij – dat van de eerste kleuterklas tot het zesde middelbaar werd gepest – is klaarwakker. Uit zelfbescherming wil zij de vijand in de gaten houden. Maar bescherm ik mezelf zo wel?  Ik kijk op naar de eindeloze oceaan. Ook hier, op deze paradijselijke plaats, kies ik er blijkbaar voor om me bloot te stellen aan mensen die me om de een of andere reden pijn willen doen. Waarom toch? 

Ik weet nog hoe het begon. Iemand moedigde me aan om een Facebookprofiel aan te maken en als zelfstandige bleek dat de ideale manier om mijn cartoons en teksten in de aandacht te brengen. Ik kreeg allerlei werkopdrachten en leerde bovendien wat fijne mensen kennen. Toen schreef je nog op Facebook over jezelf in de derde persoon, alsof het je dagboek betrof. Nu lijkt dat er vooral veel nieuwsberichten en meningen over die nieuwsberichten gedeeld worden. En ook ik gooi liever geen al te persoonlijke informatie meer te grabbel, omdat ik intussen veel virtuele contacten heb die ik in het echte leven niet ken. Toen mijn jongste boek een bestseller werd, werden dat er nog meer. Op Facebook, alsook op Instagram en Twitter. Nog steeds ontvang ik veel berichten. Dankbetuigingen, uitgebreide levensverhalen, wanhoopskreten, mededelingen die neigen naar stalken en regelrechte verwensingen. Die harde woorden komen aan, ook al tracht je nog zo veel eelt op je ziel te kweken. Vooral op Twitter kan men zeer venijnig en ongenuanceerd uit de hoek komen, vind ik – ik weet het eerst aan het beperkte aantal tekens maar toen dat verdubbeld werd, bleef de teneur hetzelfde.

Ik scheur mijn ogen los van het magnifieke uitzicht en open opnieuw de Twitter-app. Eén persoon heeft het nu voor me opgenomen. Dat doet deugd. En dat stoort me ook. Ik blijf blijkbaar gevoelig voor andermans mening over mij. Terwijl ik dat niet wil. Ik weet wie ik ben, dàt is wat telt. Op dit eiland leef ik voor mezelf,  stroomt de inspiratie vrijelijk en wordt mijn hart licht. Waarom mezelf bereikbaar maken voor negativiteit? Waarom tijd en energie investeren in mezelf harden tegen haat? En zijn de voordelen van Twitter eigenlijk wel zo voordelig? Behoef ik al die modieuze oneliners en het online applaus? Nu beslist niet het gekwetste meisje in mij maar haar verzorgster: met een paar klikken doek ik mijn profiel op. Laat ze maar lullen, ik hoef het niet te weten. Voortaan kies ik voor wat me gelukkig maakt.

Fleur van Groningen (34), auteur, cartooniste, singer-songwriter en columniste, laat zich niet in één hokje vangen. Hier schrijft ze over alles wat haar hoofd, hart en psyche beroert.

Foto: Carmen De Vos