Taart met een smaakje

Het is zonnig in Amsterdam. Ik wandel over de grachten, richting station, na een afspraak. Thuis wacht me de avondspits met vier kinderen. Hoeveel ik ook van ze houd, ik ben ook blij even ‘ontsnapt’ te zijn. Voor het moederschap was werken iets moois, maar wel iets dat ‘moest’. Nu ik meervoudig moeder ben, schalt Freedom door mijn hoofd telkens ik het huis verlaat met mijn computertas. Ik mag gaan werken! Ik mag een warme koffie drinken! Ik mag mijn gedachten afmaken! Ik mag tijd doorbrengen met andere volwassenen! Ik mag iets doen dat bij mijn leeftijd past, in tegenstelling tot het bouwen van blokjestorens of het spelen van kiekeboe-spelletjes!

Daarover mijmer ik wanneer ik naar het station wandel. Langs de hordes toeristen. Door de walmen van wiet. Mijn oog valt op een koffiezaakje. Zou ik…? Eén koffie dan. En taart! Ik ga met mijn denkwerk aan een tafeltje zitten en probeer de structuur van een artikel uit te tekenen.

Naast me zit een Vlaams gezin. Op citytrip met de kinderen. Landgenoten. Moeder, vader, twee dochters. De jongste is klein en schattig en dat weet ze. De oudste is pre-puber en iets te zwaar voor haar leeftijd. De mama spreekt op een zalvende toon. De vader heeft een knoert van een fototoestel. Hij wil de meisjes fotograferen. De kinderen verdwijnen bijna achter hun immense stukken taart. Hij neemt allerlei serieuze fotograaf-poses aan, waardoor de vrouw die mijn koffie brengt niet door kan. Om maar te zeggen: it’s serious business. Meer dan een kiekje.

De oudste wil niet poseren. Ze wil niet lachen. Misschien wil ze gewoon haar taart opeten. Misschien is ze het spuugzat dat ze de hele tijd gefotografeerd wordt door haar vader. Misschien is ze onzeker over dat beginnende puberlijf en die paar kilo’s te veel en vindt ze het confronterend om op de foto te staan. Misschien wil ze gewoon even niets.

De vader maakt zich kwaad. Hij schakelt verbazend snel over op emotionele chantage. ‘Wij zijn de hele dag in de weer het voor jou leuk te maken, en als ik vraag te poseren wil je dat niet eens voor me doen!’ Het kind zinkt in elkaar. De moeder steunt de vader. De kleine zus spint garen uit de situatie en toont haar breedste glimlach, waarbij ze haar hoofdje schuin houdt.

De oudste zwicht niet. Wat er dan gebeurt, legt een knoop in mijn maag. De vader neemt de taart af. Zet de taart boven op een kast. Als ze niet wil poseren, moet ze ook geen taart eten. De mama lacht. Het kind breekt. Ze capituleert. Ze krijgt haar taart terug. Ze poseert met een glimlach waarboven ogen zich vullen met schaamte en woede. Ik schuif mijn gebak weg, ik krijg geen hap meer door mijn keel. Ze zit vlakbij, maar ik kan er niet bij.

Je kinderen zijn je kinderen niet, schreef Kahlil Gibran. Hij had vast geen baby’s die hem om vijf uur wakker maken, dacht ik vaak bij het lezen van het citaat. Hij schreef ook: Zij komen door je, maar zijn niet van je, en hoewel ze bij je zijn, behoren ze je niet toe. Kijkend naar het meisje dat met gebogen hoofd en hangende schouders meesjokt met haar ouders, krijgt het citaat plots veel betekenis.

Ik reken af. Ik neem de trein naar huis en stort me in de huiselijke avondspits. ’s Avonds zit ik met de kleinste in mijn armen. Ze doezelt. Elke keer als ik er over nadenk haar weg te leggen in haar eigen bed, gaat één oogje open. Ik hou haar vast, en besef dat ze niet van mij is. Ik neem me voor altijd naar dat inzicht te handelen als moeder, wetend dat ouderlijke voornemens ambitieus zijn. Ik hou haar vast. Ze is niet van mij, maar ik ben wel van haar. Ergens in Vlaanderen komt een gezin thuis uit Amsterdam. De foto belandt misschien op Facebook. Of in een album. Of aan de muur. Sweet memories.

Hade Wouters is mama van twee zonen en dochters en adviseur in een onderwijsorganisatie. 

Foto: Carmen De Vos