Vrouw zkt zuurstof

Dit is de eerste zomer in ons eigen huis. Het klinkt als de eerste zin van een veelbelovende roman en ik hoop ook dat we die hier samen zullen schrijven.

Gigantisch is het huis niet, maar er is voldoende plaats voor veel lief, liefst niet te veel leed en een kattenbak. Achteraan biedt een groot venster zicht op de wereld. Ons eigen kleine stukje wereld, met lavendel, twee soorten leifruit en genoeg gras om een machine voor in huis te halen. Maar ook een wijdere wereld, één die tot ver voorbij de groene omheining reikt en waar we – godzijdank – niet naast kunnen kijken. Waar we ook gaan staan of zitten, in de living of in de keuken, indrukwekkende kruinen vullen ons wereldbeeld helemaal tot aan de raamkozijnen. ’s Winters met lege takken en gemis, in de zomer met groene energie, een weldaad voor mijn delicate batterij. De kanjers zijn er elke dag, in weer en wind. Wuiven ze, dan zwaai ik graag terug, met een kop koffie in de hand en een geaard gevoel in mijn voeten. Het voelt goed, te weten dat ze er zijn. Wat er ook gebeurt, hoe woelig de dag of de nacht ook verloopt, ik weet dat ze mij opwachten, groots en onverstoorbaar, in het kader van het venster. Dat houten frame staat hen beeldig, maar eigenlijk staan ze met stam en al in het parkje achter onze tuin. Daar bakenen ze van tijd tot tijd het doelgebied af voor een partijtje van de plaatselijke sjotters, maar verder mogen ze daar vooral zichzelf zijn. Staan en schaduwen werpen. Zuurstof zuchten. Vogels huizen. Schors kweken en de seizoenen volgen. Gezien en bewonderd worden.

Maar alles van waarde is weerloos tegen de landmeter. Die baande zich vorige week een weg tussen de een-tweetjes, de picknickdekens en de naarstige zandbakgravertjes om precieze percelen uit het park te snijden. Hij waande zich onzichtbaar achter zijn tachymeter, maar we hadden hem allemaal in de smiezen. Want elke stap van hem markeerde een extra hap uit het groen. We hadden het al horen waaien, het lapje ademruimte achter ons huis wordt gehalveerd en verkaveld. Er is sprake van woningen en toegangswegen. Boomstammen moeten plaatsmaken voor stambomen en cement.

De eerste zomer in ons eigen huis wordt dus wellicht de laatste met zicht op de kruinen. Benieuwd welk kadertje wij straks aan de muur krijgen. In het beste geval blijft de bovenste helft van het frame leeg, zien we vanuit de living en de keuken voornamelijk of het weerbericht klopt, met op de achtergrond een paar kanjers die het hebben overleefd. Maar evengoed wordt ons wereldbeeld er één van grijze leien, schoorsteenkappen en zonnepanelen. Geen kunst die ik vrijwillig in huis zou halen, maar we zullen het ermee moeten doen. Ik weet goed genoeg dat wij zelf een deel van het probleem zijn. Het huis waar wij ons nu in nestelen heeft jaren geleden misschien ook iemands venster ontgroend, iemands wereldbeeld ontworteld. Maar als je eigen plaatje dreigt te verdwijnen, als de batterij bomen waar jij je elke dag aan oplaadt straks plat gaat, dan voel je tot in de toppen van je tenen dat er iets niet klopt. We staan onszelf in de weg. We zien door de huizen het leven niet meer. Blijven we inhakken op wat leeft tot het allerlaatste sprietje het loodje legt? Weet iemand waar ik in dat geval de zuurstof haal om door te gaan? Dit is de eerste zomer in ons eigen huis en ik snak naar adem.

Valérie Du Pré is psychologe van opleiding en journaliste van beroep. In haar blogs probeert ze het mysterie ‘mens’ in woorden te vatten.

Foto: Carmen De Vos