Woede: een vrouwelijk taboe dat doorbroken mag worden

Kwaadheid kennen we allemaal, maar of we het ook durven uiten? Voor veel vrouwen is met de vuist op tafel slaan not done, waardoor onze frustraties er vaak via kieren en spleten uitkomen. Toch is er een constructieve manier om met  woede om te gaan. Een taboe ontmanteld.

Tekst Anne Wislez

Een sterk staaltje vrouwelijke woede wordt tentoongespreid in Change­ling, een beklijvende film gesitueerd in de jaren 20, waarin het zoontje van Christine Collins (Angelina Jolie) spoorloos verdwijnt. Na vijf jaar wordt door het fel bekritiseerde politiedepartement, dat zijn blazoen wil oppoetsen, een jongetje teruggevonden.

Alle officiële instanties willen Collins laten geloven dat het haar zoon is, maar zij weet pertinent zeker – zoals alleen een moeder dat kan weten: dit is mijn zoon niet. Hoe kwader en wanhopiger ze wordt om haar waarheid uit te schreeuwen en haar echte zoon terug te vinden, hoe meer haar emotionaliteit en psychische verwarring worden verweten. Tot ze uiteindelijk in de psychiatrie belandt, niet omdat ze werkelijk gek is, maar omdat de innerlijk kokende woede haar strijdlustiger heeft gemaakt dan wenselijk.

Het illustreert hoe vrouwelijke kwaadheid doorheen de geschiedenis onderdrukt werd, hoe drastisch het kon worden aangepakt en in het verdomhoekje geduwd. In de oudheid werd bij vrouwen die woedend of hysterisch dreigden te worden zelfs de baarmoeder weggehaald – vandaar het woord ‘hysterectomie’. Een erg drastische ingreep voor een emotie – waar mannen overigens wél uiting aan mogen geven.

Verdoken agressie

‘Mannen worden meer aangespoord om hun kwaadheid openlijk te tonen dan vrouwen’, zegt Sandra Thomas, professor aan de universiteit van Tennessee en een van de toponderzoeksters naar vrouwelijke kwaadheid. ‘Als jongetjes een onenigheid hebben op de speelplaats zullen ze geneigd zijn er een robbertje om te vechten, meisjes wordt eerder aangeleerd om hun kwaadheid te sussen en in te houden. Ze krijgen de boodschap dat je flink boos maken niet vrouwelijk is.’

Wat uiteraard niet wil zeggen dat vrouwen geen kwaadheid zouden voelen. ‘We zijn er inderdaad niet zo zeker van dat er bij mannen en vrouwen in het voelen van kwaadheid een verschil zou zijn’, beaamt ook Alain Van Hiel, professor sociale psychologie aan de Universiteit Gent. ‘Alleen uiten ze het anders. We weten dat testosteron, een hormoon dat meer in mannen voorkomt, gelinkt wordt aan het uiten van agressie. Dus hoe meer testosteron in het lichaam – dat geldt overigens ook voor vrouwen – hoe groter de kans dat je je agressief uit.’

‘Agressie is het doelbewust pijn doen van anderen. Je kan dat doen door te brullen of door iemand een slag te geven, de verbale en de fysieke agressie. Die worden in onze maatschappij sterk afgekeurd in meisjes en vrouwen. Maar je kan ook een heel venijnige of kwalijke roddel lanceren over iemand. Vrouwen zijn meer bedreven in wat men relationele of indirecte agressie noemt, waarschijnlijk omdat ze het relationele belangrijker vinden.’

Vrouwen zouden volgens Van Hiel ook meer agressief gedrag vertonen in huis-, tuin- en keukensituaties: met objecten gooien, schoppen, bijten … Maar bij criminaliteitscijfers, waar werkelijk slachtoffers vallen, zijn mannen duidelijk in de meerderheid. ‘Vrouwen hebben de neiging om meer te slaan, maar mannen – helaas – harder’, concludeert Van Hiel. Het feit dat zijn studenten telkens opschrikken wanneer hij dat in de les vertelt, zegt genoeg. Agressie bij vrouwen blijkt ook vandaag nog taboe.

Meteen de feeks

Terwijl er nauwelijks een film bestaat waarin er geen geweld gepleegd wordt door mannen worden vrouwen cultureel nog altijd bevestigd in een meer moederlijke, zachtaardige en harmoniserende rol. En aan die rol proberen we koste wat het kost te voldoen. ‘Eigenlijk leven we van kleins af aan in de voortdurende angst om uit het nest gestoten te worden’, zegt Ann Van Engeland, die als therapeute afstudeerde op het thema ‘vrouwelijke kwaadheid en passie’.

‘Dat vertaalt zich in twee mogelijke reacties: ofwel ga je proberen om aan alle verwachtingen te voldoen (de perfectionist), ofwel ga je je kwaadheid tonen. Vrouwen kiezen gemakkelijker voor de eerste optie. Ze zijn ook heel plichtsgevoelig en hebben een grote verantwoordelijkheidszin, ze voelen zich snel schuldig. Die emoties kunnen zich ontwikkelen tot frustratie of boosheid. Als we die gevoelens systematisch onderdrukken kan dat zich fysiek gaan uiten in psychosomatische klachten. Hoofdpijn, spijsverteringsklachten, de typische stresssymptomen. Woede kan ook naar binnen slaan, zelfdestructiviteit in de hand werken of zelfs een bron zijn van depressie.’

Vrouwen blijven meestal lang met hun kwade gevoelens rondlopen. Frustratie of ergernis kan dan escaleren tot woede. ‘Woede kan vele aanleidingen hebben, het is meestal een opeenstapeling van factoren: culturele, maar ook biopsychologische’, zegt Van Engeland. ‘Niet iedereen is even ontvlambaar en niet iedereen is even geneigd zijn woede te uiten.

Maar zeker een vrouw ervaart daar een rem op, omdat het geassocieerd wordt met hysterie, met “de feeks”. En niemand wil een feeks zijn. De maatschappelijke afwijzing daarvan is heel sterk.’ Dat alles geeft vrouwen de boodschap: het is beter dat je over je kwaadheid zwijgt.

Onvervulde behoefte

Toch zijn emoties er niet voor niks. En ook kwaadheid ontstaat niet zomaar. In 1993 leidde Thomas de Women’s Anger Study, het eerste grootschalige onderzoek rond het thema, bij ruim 500 vrouwen tussen 25 en 66 jaar. Daaruit bleken de drie voornaamste bronnen van vrouwelijke kwaadheid: machteloosheid, onrechtvaardigheid en een gebrek aan verantwoordelijkheid bij anderen. Op zich geen onbelangrijke dingen.

Emoties zijn in de dagelijkse realiteit soms knap lastig, maar nuchter bekeken zijn het dankbare signalen om ons te laten weten wat een situatie met ons doet en hoe we het best zouden reageren. Als we bang zijn vraagt dat voorzichtigheid en alert zijn. Als we verdrietig zijn zoeken we bescherming en troost. ‘Als we kwaad zijn wijst dat meestal op een onvervulde behoefte die ons vanuit een gevoel van machteloosheid frustreert’, zegt Linda Van Wichelen, creatief therapeut die workshops en begeleiding organiseert rond kwaadheid. ‘Een voorbeeld van een onvervulde behoefte zou kunnen zijn: “ik wil graag gezien worden”, “ik wil erbij horen”.’

Volgens Van Wichelen is de meest destructieve manier om met kwaadheid om te gaan: wachten tot het woede wordt. Agressief reageren vanuit woede is een reactie vanuit onze primitieve hersenen, het limbisch systeem, dat je aanzet tot instinctmatig gedrag. Als een neanderthaler een beer zag wist hij onmiddellijk: dit wordt vluchten of vechten.

Maar we zijn als mens geëvolueerd: dankzij de ontwikkeling van onze neocortex kunnen we bij kwaadheid ook een bedenking maken, de situatie evalueren. We rationaliseren en houden ons in, of zoeken naar aangepast gedrag.

Niet wenen maar doen

Zoals daar is: huilen. Want mannen mogen roepen, vrouwen mogen hun verdriet tonen. ‘Huilen mag zeker en kan ook deugd doen’, aldus Van Wichelen, ‘maar huilen verzwakt het lichaam. Door te huilen verlies je aan kracht, terwijl het uiten van je kwaadheid net fysiek kracht geeft, die je soms nodig hebt om tot daden te kunnen overgaan, om je grenzen te kunnen aangeven, om je mening eindelijk eens te durven uitspreken en op te komen voor je behoeften.’

‘Vrouwen zijn dikwijls bang om anderen te kwetsen. Ze hebben geleerd begaan te zijn met hun omgeving. Maar dat gaat soms ten koste van zichzelf. Terwijl je best mag opkomen voor jezelf.’ Het komt er eigenlijk op aan met je kwaadheid naar buiten te komen vanuit een krachtsituatie, en niet vanuit een machtssituatie: je hebt dan de kracht om assertief te zijn zonder agressief te worden.’

‘Op die manier kan de kracht van kwaadheid een bron worden van vastberadenheid, die je constructief kan inzetten. Bijvoorbeeld door eindelijk te gaan doen wat je altijd al wilde maar niet durfde, zoals Van Engeland concludeert in haar werk Van woede naar passie. Je stapt naar voren en zet je waarheid of passie neer.

Van kwaadheid naar kracht

  • Onderdruk je kwaadheid niet maar durf ernaar te kijken. Aanvaard dat ze er is. Kwaadheid is op zich niet goed of slecht, ze ‘is’ en ze heeft een reden.
  • Voel je kwaadheid opborrelen, zoek dan een veilige omgeving om ze te uiten. Dat kan bijvoorbeeld door op kussens te slaan, of door je woede van je af te schrijven of te schilderen.
  • Is je woede bekoeld, stel jezelf dan vragen: waarom raakt deze situatie mij? Wat voel ik eigenlijk? Welke onvervulde behoefte in mij wordt hierdoor getriggerd? Achter kwaadheid of woede zit dikwijls verdriet, angst, teleurstelling.
  • Verwelkom het ‘beu-gevoel’ als iets positiefs. Het kantelpunt in woedebeleving is vaak wanneer je van een gevoel van onmacht (‘ik kan hier niks aan veranderen’) overgaat naar een gevoel van kracht (‘ik hoef dit niet te slikken, ik kan hier zelf iets aan doen’). Dan pas kan je doelbewust handelen.
  • Heb je regelmatig last van woede-uitbarstingen, laat je dan helpen, bijvoorbeeld door een psycholoog, therapeut, of via het Centrum Algemeen Welzijnswerk (www.caw.be). Samen kan je op zoek gaan naar de oorzaak en kijken hoe je je behoefte het best kan omzetten in constructieve daden.

Woede wereldwijd

Ook maatschappelijk kan kwaadheid gebruikt worden in de hoop verandering teweeg te brengen. Zuid-Amerikaanse vrouwen die massaal op straat komen voor hun vermoorde en vermiste mannen en zonen, een groep ontslagen arbeiders die opkomen voor hun rechten, verontwaardigde burgers die een wanbeleid beu zijn …

De laatste jaren is er meer sprake geweest van ‘collectieve kwaadheid’. Ook daar is het zaak om de onlust niet te laten culmineren tot daden van agressie of vernieling maar de signalen op tijd te capteren, zodat er met gerichte kracht en determinatie constructieve acties opgezet kunnen worden. ‘En toch heeft ook collectieve kwaadheid altijd iets persoonlijks’, zegt Van Wichelen nog.

‘Je kan je kwaadheid in groep uiten, en daarbij erkenning zoeken bij anderen die hetzelfde voelen als jij. Maar mensen die de misnoegdheid niet persoonlijk voelen zal je niet op de been krijgen. Zelfs collectieve kwaadheid vraagt altijd dat je terugplooit op jezelf: wat zegt dit over mij? Alleen dan kan je de kracht voelen om er zelf iets constructiefs mee te doen.’