Wat als je peuter je tot wanhoop drijft?

Krijsen in de supermarkt, standaard ‘nee’ antwoorden en ruziën met broer of zus over speelgoed in plaats van ermee te spelen: het zijn klassiekers die ouders van jonge kinderen soms tot wanhoop drijven. ‘De peuterpuberteit is een heftige fase maar ze geeft aan dat je kind zich ontwikkelt.’

Tekst Sigyn Elst

De peuterpuberteit begint met de zogenaamde protestfase die bij sommige kinderen al merkbaar wordt op de leeftijd van anderhalf jaar’, zegt psychologe Halina Biskup van HAJO psychologen. ‘Protest is een sig­naal dat het kind zich begint te uiten. De echte koppigheidsfase start rond twee en een half jaar, de leeftijd waarop kinderen naar school beginnen gaan en aan veel veranderingen onder­worpen worden.

Ook leren ze omgaan met taal: dat lukt niet altijd even goed, waardoor ze soms frustratie ondervinden. Voor ouders is de peuterpuberteit een heftige fase omdat ze zelf onzeker worden als ze niet meer weten hoe ze hun kind moeten aanpakken. Maar toch is de peuterpuberteit vooral een boeiende periode. Je kind gaat over naar een levensfase waarin het de drang heeft om autonoom te worden. Dat verloopt met vallen en opstaan maar geeft wel aan dat je kind zich ontwikkelt. Als ouder moet je vaak wat creativiteit aan de dag leggen om bepaalde situaties te ontmijnen. Ervaringen met andere ouders uitwisselen is daarbij heel nuttig. Dat kan bijvoorbeeld tijdens bijtanksessies, een initiatief van de Gezinsbond. Ook hulpmiddeltjes die je zelf als kind kreeg helpen dikwijls.

‘Een hapje voor mama, een hapje voor papa’ is oeroud maar werkt nog altijd als kinderen niet willen eten. ‘Soms vragen ouders me of een heftige peuterpuberteit een voorbode is van de puberteit tijdens de tienerjaren. Ik denk dat we moeten opletten om te veralgemenen. Een peuter die agressief is leidt niet per se naar een agressieve jongere, want zoveel jaren later speelt de hele opvoeding en ontwikkeling uiter­aard mee in het wezen van dat kind. De puberteit van tieners is natuurlijk wel een herneming van dezelfde zaken waarmee ook peuterpubers botsen: ouders van wie ze willen loskomen en de wil om autonomie te verwerven. Het is dus wel zo dat bepaalde karaktertrekken in peuters zichtbaar blijven en er later soms verbanden te zien zijn. Peuters die bijvoorbeeld hardnekkig alles zelf willen doen zullen later waarschijnlijk uitgroeien tot pubers die gemakkelijk grenzen verleggen en daar niet al te angstig rond zijn.’

SOS Supermarkt

Je hebt je kind op een drukke vrijdag­avond al in het zitje van de winkelkar kunnen houden en professioneel de snoeprayon weten te omzeilen. Maar dan staat er een lange rij aan de kassa en zie je zijn oogjes afglijden naar de blitse kleurtjes van het snoepgoed en de drankjes die daar uitgestald staan.

Halina Biskup: ‘Heel veel ouders geven aan dat de kassa van de supermarkt een van de moeilijkste situaties is om met een peuter in verzeild te raken. Ze hebben er al een hele supermarkt op zitten en aan de kassa is hun energie al een stuk op. Bovendien sta je daar in de rij en heb je dus niet de mogelijkheid om je kar te keren of op een andere manier je kind af te leiden van al die kleurrijke spullen die het triggeren. De stelregel is om zo consequent mogelijk te zijn, vast te houden aan je principes en vooral rustig te blijven. Het is een beproeving van je energie en je geduld maar probeer om zo weinig mogelijk aandacht te geven aan je kind als het zich op de grond smijt of gaat krijsen. Hoe moeilijk ook, het is beter om afleiding te zoeken of je kind in te schakelen met een taak. Het kan misschien meehelpen om alles op de band te leggen?’

‘Ook tijdens het winkelen kan je afspreken dat het zelf één ding uit de rekken mag halen en dat jij de rest doet. Het zijn kleine voorbeelden om aan te geven dat je zijn drang naar autonomie respecteert maar dat er toch ook duidelijke grenzen zijn. Het is natuurlijk altijd schipperen in een drassig moeras. De teugels strak houden of ze net wat lossen om een scène te vermijden? Laat als ouder je buikgevoel spreken en wees ook niet te streng voor jezelf. Krampachtig reageren op een brullend kind maakt je zwak en kwetsbaar en dat voelen ze. Vertrouw op je intuïtie. Liep het deze keer niet helemaal naar wens? Probeer gewoon om het de volgende keer anders aan te pakken en vertrouw erop dat het dan wel lukt.’

Nee!

Zullen we samen je speelgoed opruimen? Nee! Wil je soep? Nee! Doe je laarsjes aan dan vertrekken we naar oma. Nee, nee, nee!

Halina Biskup: ‘Ook heel herkenbaar voor veel ouders. Dikwijls vragen we iets aan kinderen op het moment dat ze met iets anders bezig zijn. Probeer indien mogelijk je kind voor te bereiden op je vraag. Wanneer het volop in zijn spel is en je vraagt het om op te ruimen zal het antwoord vast en zeker “nee” zijn. Wacht dus een juist moment af of bereid het voor door te zeggen dat het nog even mag spelen maar dat mama dan terugkomt om samen op te ruimen. Als het “nee” zegt tegen dingen zoals tanden poetsen, aankleden of eten kan je daar een symbolisering aan koppelen. Je kan bijvoorbeeld samen een opruimlied zingen of een opruimspel spelen. Wat eten betreft mag je als ouder zeker niet dwingen, je verliest dat gevecht sowieso.’

‘Om uit die strijd te geraken zoek je een middenweg door iets tussen jou en je kind in te zetten. Net zoals het opruimlied kan je hier bijvoorbeeld een pop gebruiken die mee kan eten: vaak is dat net de afleiding die nodig is om het kind te laten eten. Uit eigen ervaring weet ik dat kinderen soms via opstand duidelijk maken dat ze gewoon zelf aan de slag willen met hun vorkje, of mee willen kiezen wat er op hun bord komt. Je mag je kind ook best belonen als het flink geholpen heeft of als het de gevraagde vijf hapjes heeft opgegeten. Dan een sticker als beloning krijgen is voor het kind een bekrachtiging dat het goed bezig is.’

Woedeaanvallen

Je kind weigert in de buggy te zitten en spant zich op als een plank, het brult omdat het geen nieuwe schoenen wil passen (of het allereerste paar gepaste schoenen niet meer uit wil doen), het krijst omdat het niet mee wil uit de opvang. Als je zelf op zo’n moment boos wordt (vaak uit een gevoel van ongemak omdat je je op publiek terrein bevindt) bestaat de kans dat je een woedeaanval uitlokt. En dan is het hek pas echt van de dam.

Halina Biskup: ‘Ouders worden vaak­ zelf heel kwaad om een woedeaanval van hun kind. De woede springt op hen over, dat is normaal. Probeer er altijd achter te komen wat je kind duidelijk wil maken. Het kan nog niet voldoende spreken om te uiten wat het wil. Woede is een uitingsvorm van een bepaald gevoel, een signaal van onderliggende emoties. De peuterpuberteit is ook voor je kind zelf een heel angstige periode. Er komen veel indrukken op hem af en zijn hersenen zijn in volle ontwikkeling. De connectie tussen wat er in de hersenen gebeurt en waar je kind met taal uitdrukking aan kan geven staat nog niet op punt. Woede is dan de uitdrukkingsvorm.’

‘Bied als ouder de nodige veilige ruimte door naast je kind te staan, door het te containen: een veilige plek bieden door het vast te houden. Een baby wiegen of in een nestje leggen geeft veiligheid en omarming. Ook bij kleine kinderen is het belangrijk om hen vast te nemen, het een soort van pakje aan te doen zodat het lichaam dat onder druk staat door jouw warme houding en troostende omhelzing een stukje kan kalmeren. Een andere aanpak is om juist geen aandacht te schenken. Belangrijk is om zelf uit te maken welke aanpak bij jouw kind past.’

‘Alleszins moet je kind aangemoedigd worden om in een koesterende, troostende ruimte zichzelf te exploreren. Gevoelens van angst en onzekerheid worden opgevangen en erkend. Eens daar een stevige basis voor is – wat we hechting noemen – kan het kind loskomen. Dat is een voortdurende oefening tussen het begrenzen van het kind door de ouders en het voldoende ruimte laten zodat het zijn leefwereld kan vormen.’

Dat is van mij!

Je spreekt af met een koppel vrienden en hoopt op een fijne namiddag terwijl de kindjes samen spelen. De koffie is nog niet uitgeschonken of de kinderen zitten elkaar al in de haren. De inzet? Een stuk speelgoed waarvan je amper van het be­staan afwist.

Halina Biskup: ‘Ook dat is een vorm van autonomie verwerven. Voor je kind is dat speelgoed van hem en als iemand het wegneemt voelt het aan alsof hij zelf een beetje verdwijnt. Speelgoed moeten delen op het moment dat er plots andere kinderen zijn is te moeilijk en vraagt heel veel van een kind. Het verliest op die manier de controle over zijn spullen. Als er ruzie is rond hetzelfde speelgoed, probeer dan om af te leiden door ander speelgoed aan te bieden. Blijft de ruzie, haal dan het specifieke speelgoed weg. Ook tussen broers en zussen is het typisch dat er altijd om dezelfde stuks speelgoed ruzie wordt gemaakt.’

‘Het is belangrijk om dan een onderscheid te maken tussen wat van de ene en wat van de andere is. Als er iets wordt uitgeleend kan er iets in de plaats gegeven worden. Zo leer je je kind ervaren dat het speelgoed niet volledig weg is, dat het later weer terugkomt. Alles in het dubbel of driedubbel aankopen zoals sommige ouders doen, daar ben ik geen voorstander van. Ik weet dat het heel veel vraagt van ouders om continu bij te sturen maar het is essentieel om delen te stimuleren omdat het een heel belangrijk aspect is van het leren. Kleine kinderen die echt niet kunnen delen of die daarrond zelfs geweld gaan vertonen zullen vaak blijvend moeite hebben met delen.

Meer info
HAJO psychologen:
0485 57 67 46 of 0473 46 95 12