Onder vrouwen naar Compostela

Onder vrouwen naar Compostela

Elke dag een gedachte

Begeleidster Inge stelt voor om dagelijks te ontbijten om 7.15 en om 8.00 uur stipt te vertrekken. De voltallige groep reageert op een heel eigen manier, zonder veel woorden. We zijn vrij stipt, maar geven onszelf ook ruimte. Uiteindelijk ontbijten we om 7.30 en vertrekken uiterlijk om 8.30 uur. We starten elke dag met het trekken van een inspiratiekaart. Een gedachte om mee te nemen gedurende de dag. Hoe neutraal de boodschap ook is, ik merk dat de impact heel verschillend kan zijn voor ieder van ons, maar ook afhankelijk van hoe ik me voel. ‘Laat los en ontspan’ is zo’n gedachte. Die boodschap neem ik mee, wanneer we op de derde stapdag gezamenlijk beslissen om zonder rugzak te stappen. We doen een klim naar 1 337 meter. Het weer is druilerig, het bospad stijl en glibberig. Tegen het middaguur komt er mist opzetten. Ik loop helemaal achterop en raak uiteindelijk gescheiden van de groep. Kilometers wandel ik alleen, omhuld door dikke mist, volledig afgesloten van alles rond mij. Ik zie niks, ik hoor niks, ik kan me niet oriënteren. Ik voel me verloren, volledig afgescheiden van de wereld en dat geeft me een heel beklemmend gevoel. ‘Laat los en ontspan’. De gedachte aan de inspiratiekaart van vandaag maakt me boos. Van alle weersomstandigheden vind ik mist de meest angstaanjagende. De omgeving verdwijnt, ik ben op mezelf aangewezen en ik verkramp. Hoe kan ik me in ’s hemelsnaam ontspannen als ik niet weet waar ik ben? Volledig uitgeput kom ik aan bij de volgende stopplaats. Ik zie de anderen en begin prompt ontzettend hard te huilen. Ik weet echt niet waar ik het heb. Niks of niemand kan voor verlichting zorgen – ik begrijp mezelf niet eens meer.

Zorg dragen voor jezelf

‘Ik vind dat de rugzak na twee dagen al deel is gaan uitmaken van mezelf’, zegt Marie-Louise, die zichzelf aan de groep voorstelt als een ‘luxekip’ en iedereen moed blijft inspreken. ‘Ik voel me naakt zonder. Het is mijn huis geworden. Hij lijkt ook almaar minder te gaan wegen.’ Fijn voor haar, bedenk ik, maar mijn rugzak lijkt wel steeds zwaarder te wegen. Hij wordt me elke dag meer tot last. De fysieke klachten nemen de overhand: ik heb vermoeide benen, pijnlijke knieën en mijn rug zeurt. Vanaf stapdag vijf kies ik er dan ook voor om mijn rugzak vooruit te sturen van slaapplek naar slaapplek. ‘Ik ervaar lichtheid’, zei de kaart die ik vanochtend trok. Vandaag interpreteer ik de gedachte heel letterlijk. Alleen als ik goed voor mezelf zorg, kan ik verder gaan. Ook Susanne trekt een interessante kaart: ‘Als ik geen beperkingen had, wat zou me dat brengen?’ Ik zou het zelf niet weten. Zij anders wel. ‘Ik geniet van het buiten zijn, het onderweg zijn, van het niet piekeren maar mijmeren en – misschien vreemd – van de kick van het afzien’, bekent ze wanneer ik naast haar loop. ‘Ik ben ontroerd. En dankbaar; voor de pracht van het landschap, voor de kracht van mijn lichaam en voor de vrijheid die ik sinds lang weer voel. Als het zou kunnen, zou ik voor onbepaalde tijd verder stappen.’