Orkestleider Philippe Herreweghe: ‘Een rustig leven is aan mij niet besteed’

Philippe Herreweghe heeft een eerder rustige, gereserveerde uitstraling, maar eens op dreef is hij een spraakwaterval. Over oude muziek – Bach in het bijzonder – en over oude huizen. Ik ontmoet hem in Elsene, in het statige herenhuis dat hij deelt met zijn vrouw, de celliste Ageet Zweistra. Een huis waarvan de onderste etage, nu een gastenverblijf, ooit de stek voor meiden en knechten was.

Tekst Ria Goris 

De hoge ramen kijken uit op een oase van groen en rust, midden in de stad. Ageet toont beelden van hun eveneens oude huis in de heuvels van Toscane, tussen de olijfbomen. ‘Het is een plek waar we tot rust komen, maar Philippe en ik organiseren in Toscane in de zomer ook een reeks kleinschalige optredens.’ Volledige rust is de meermaals gelauwerde dirigent vreemd, ondanks zijn rustige uitstraling gaat onder de oppervlakte een rusteloze geest schuil.

Het ‘plus est en vous’ dat hij op het jezuïetencollege meekreeg zit diep. Met een enkele, welgemikte opmerking probeert hij dat extra dat hij in een muziekstuk ziet in zijn muzikanten en solisten naar boven te halen.

Psychologies

Gedreven door muziek

De drang naar muziek zat er al jong in bij Philippe Herreweghe, orkestleider van het Collegium Vocale, Orchestre de Champs Elysées en het Filharmonisch Orkest. Nu, met zijn 66 jaar, denkt hij er nog niet over om met pensioen te gaan. ‘Als je je werk uit passie doet wil je er toch mee doorgaan?’

Zat de ondernemingsdrang als kind er al in?
Philippe Herreweghe: ‘Toch wel. Wanneer ik als kind met mijn twee zussen en mijn ouders naar de zee op vakantie ging was het een spel om zelfgemaakte papieren bloemen uit te stallen in putten op het strand en die te “verkopen” voor schelpen. Bij mij was dat geen winkeltje, ik zette mijn zussen mee in en maakte er meteen een keten van.’

‘De drang naar muziek en de neiging om te dirigeren zat er ook al jong in. Omdat ik al jaren muziekconservatorium volgde kreeg ik in het schoolkoor bij de jezuïeten al snel extra verantwoordelijkheden. Op het orgel spelen bijvoorbeeld, maar ook repetities leiden wanneer de verantwoordelijke pater verhinderd was. Daardoor stond ik op mijn veertiende al voor een koor.’

Accademia delle Crete Philippe Herreweghe organiseert van 27 juli tot 1 augustus een reeks kleinschalige concerten in de omgeving van Siena in Umbrië.
www.accademiadellecrete.com

Kom je uit een muzikaal gezin?
PH: ‘Aan moederszijde wel. Mijn moeder heeft een opleiding tot pianiste gekregen, net als haar zussen, maar ze heeft nooit opgetreden. Thuis stond wel er een vleugelpiano – ik leerde erop spelen vanaf mijn drie jaar. Aan vaderszijde zat dat muzikale er niet in. Hij werkte als huisarts en was afkomstig uit een eenvoudig volksgezin. Hij ondervond tijdens de oorlog wat honger en armoede inhielden.’

‘Zijn grootste bekommernis voor mijn zussen en mij was dat wij een goede toekomst zouden hebben, in materieel en sociaal opzicht. Om die reden werd ik ook naar het jezuïetencollege in Gent gestuurd: daar werden jonge mensen gedrild om het ver te schoppen. Als ik niet de eerste van de klas was werd ik al bijna gestraft. Voor mijn zussen zagen mijn ouders een andere toekomst. Frans was bij ons de thuistaal, en mijn zussen werden ook Franstalig geschoold, in de hoop op een goed huwelijk later.’

Hoe heb je je muzikaal talent verder ontplooid?
PH: ‘Tegenwoordig mag je pas vanaf achttien jaar naar het conservatorium, destijds kon ik al op mijn achtste beginnen. Vanaf mijn dertiende zat ik in de hogere graad van piano, met als leermeester Marcel Gazelle. Die man was fantastisch, hij was nog leraar geweest van de befaamde violist Yehudi Menuhin. Gazelle was een soort priester voor mij, heel beslissend voor mijn liefde voor de grote muziek. Ik leerde onder meer Beethoven en Chopin kennen onder zijn leiding. Intussen zongen we in het koor van mijn school heel andere muziek, de oude muziek van Bach, Schütz en Palestrina.’

‘Ik voelde me er erg toe aangetrokken. Ik had boven mijn bed posters hangen van Gustav Leonhardt en Nicolaus Harnoncourt, twee internationaal gerenommeerde dirigenten die toen die oude muziek van onder het stof haalden. Van Bach was de Mattheuspassie bekend, maar nog heel weinig van zijn andere muziek. Vergelijk het met een groot stel onbekende Rembrandts die ineens van de zolder gehaald worden. Het was een opwindende tijd, en ik wilde daar deel van uitmaken. Op mijn zestiende droomde ik ervan om van muziek mijn beroep te maken.’

Zagen je ouders dat zitten?
PH: ‘Absoluut niet. Mijn ouders hebben mijn muziekleraars nog gevraagd dat plan uit mijn hoofd te praten. Mijn vader heeft zijn eigen ambities om hoogleraar geneeskunde te worden door omstandigheden niet kunnen waarmaken, zijn zoon moest wel een carrière uitbouwen. En muziek – tenzij je een wonderkind als Mozart was – leidde in zijn ogen enkel tot leraar worden op een meisjesschool, een sociale afgang.’

‘Bij de ouders in mijn vriendenkring kende ik enkele mensen die filosoof, psychiater en halve kunstenaars waren, en dat leek me uiteindelijk ook wel een interessante toekomst. Ik besloot dat ik psychiater zou worden en me als amateur verder zou verdiepen in muziek.’

Psychologies

‘Een cd verhoudt zich tot muziek als een postkaart tot een landschap. Je wordt pas echt geraakt als je het live hoort’

Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Zo gauw je studies geneeskunde begon richtte je ook een koor voor oude muziek op. Hoe verliep dat?
PH: ‘Ik richtte eerst het Gentse jeugdkoor op, met heel wat vrienden van het college, en daaruit groeide het Collegium Vocale. We legden ons toe op oude muziek en werden zo mee pioniers van die authenticiteitsbeweging die volop aan de gang was. Mijn geluk kon niet op toen de Nederlandse dirigent Gustav Leonhardt ons koor ontdekte en zo onder de indruk was dat hij ons voorstelde om de verzamelde Bachcantates uit te voeren en op te nemen. Daarvoor trokken we geregeld naar een kerk in Haarlem bij Amsterdam.’

Kon je dat combineren met je studies geneeskunde?
PH: ‘Steeds minder. In de eerste jaren van mijn studies kon ik muziek goed combineren met examens maar zodra ik stage moest lopen
en lange dagen doorbracht in het ziekenhuis werd het moeilijk. Mijn hart lag bij muziek, en ik kon bijna geen muziek meer maken. Heel pijnlijk. Ook in het weekend had ik dienst in het ziekenhuis.’

Op je zesentwintigste heb je de knoop doorgehakt en gekozen voor muziek. Wat gaf de doorslag?
PH: ‘De keuze voor muziek was niet zo moeilijk toen ik duidelijk inzag dat die aanleg het sterkst was. Ik had altijd een veredeld beeld gehad van een psychiater: iemand die bezig is met de ziel en geest van mensen op een creatieve manier. Maar door de praktijkstages in een psychiatrisch ziekenhuis zag ik dat je vooral een soort sociaal werker moest zijn, en daar had ik niet het juiste temperament voor. Geduld is niet mijn sterkste kant.’

‘Tegelijk was ik met opwindende dingen bezig in de muziek. Dat trok aan mij, dat was uiteindelijk het belangrijkste. Ik kon niet zonder muziek.’ Het klinkt of het een gemakkelijke keuze was, terwijl het toch om een volledige carrièreswitch ging.

Lag je ervan wakker?
PH: (lacht) ‘Ik denk dat mijn ouders er veel meer van wakker gelegen hebben dan ik. Ik was net uitgekozen voor een mooi assistentschap. Mijn ouders begrepen niet hoe ik zo’n perspectief kon laten schieten. Vooral mijn vader zag mijn keuze als een catastrofe: hoe zou ik zo ooit mijn brood kunnen verdienen?’

‘Jaren later nog vroeg hij na een concert: “en, was er volk?” Hij zag kunstenaars als een soort bohemiens, die voor hun optredens onderhouden werden door de burgerij. Mijn moeder had meer begrip voor mijn keuze. Helaas overleed ze jong, zodat ze wel heeft meegemaakt dat ik me in een avontuur stortte maar niet dat het goed afliep.’

Was je effectief een soort bohemien?
PH: (monkelt) ‘Misschien wel, ja, ik heb nog in een commune gewoond. Ik was natuurlijk opgegroeid als een burgerjongetje, en keihard werken en een bijdrage leveren aan de maatschappij zaten er diep in. Anderzijds was ik student tijdens mei ’68 en kreeg ik die spirit ook mee. Er heerste een sterke antimaterialistische ingesteldheid. Ik zag er geen graten in om spartaans te moeten leven omwille van mijn keuze.’

‘Wanneer mijn vader op vakantie ging verving ik hem als huisarts. Met het geld dat dat opbracht kon ik dan een hele tijd verder. En ik begon ook al gauw wat geld te verdienen met mijn muziek. Het was een heel vrije tijd, ook in de liefde. Ik had dan weer de ene, dan de andere relatie, of verschillende relaties tegelijk. Intussen traden we met ons koor op in heel wat landen.’

Bleef je een bohemien of heb je overwogen om een gezin te stichten en je te settelen?
PH: ‘Een leven in de muziek is als een leven in een rondreizend circus, je brengt erg veel tijd door in hotels en onderweg. Dat is heel leuk als je twintig of dertig bent maar het maakt het niet gemakkelijk om een gezin te stichten. Ik wilde dat wel, ik ben op iets latere leeftijd ook getrouwd maar ik heb geen kinderen.’

‘Helaas, ze zijn gewoonweg niet gekomen. Het is natuurlijk ook niet eenvoudig om dit leven te combineren met thuis zijn voor een gezin, en mijn vrouw heeft ook een internationale carrière. Nog een geluk dat we soms samen optreden en reizen. Meer dan de helft van het jaar logeer ik in hotels. De volgende maanden treed ik onder meer op in Poitiers, Riga, Moskou, Edinburgh en München.’

Stel dat iemand klassieke muziek wil leren kennen maar slechts geld heeft voor één cd. Welke muziek zou je aanraden?
PH: ‘Om te beginnen zou ik zeggen: koop geen cd, ga naar een optreden. Een cd verhoudt zich tot echte muziek als een postkaart tot een landschap. Je wordt pas echt geraakt door muziek als je het live hoort in een zaal met een goede akoestiek en gebracht door een begenadigde muzikant. Als ik toch iets moet aanraden, dan de Vespers van Monteverdi, Le Sacre du Printemps van Stravinsky of de Vijfde Symfonie van Beethoven.’

Psychologies

‘Muzikanten zijn als beroepswielrenners: elk optreden moet je een perfect product afleveren, het is nooit goed genoeg’

Een heel andere vraag. ‘Als hij enkele dagen nietsdoet wordt hij onrustig’, heeft iemand eens over je gezegd. Ben je een onrustige geest?
PH: ‘Rust is niet echt aan mij besteed, geen enkele situatie zal me echt volledige rust brengen. In de muziek moeten we met elk optreden opnieuw een product afleveren dat perfect is. Het is nooit goed genoeg. Het is dezelfde druk als die op een beroepswielrenner: in elke koers moet hij weer het beste van zichzelf geven.’

‘Nu en dan beleef je een prachtig moment tijdens een repetitie of een concert. Voor die paar zalige minuten doe je het. Muziek is voor mij zoiets als een eeuwige blok: een goed deel van mijn tijd besteed ik aan het bestuderen van partituren. Daarnaast ben ik ook manager van drie orkesten met een omzet van samen ongeveer dertig miljoen euro, met vijfendertig mensen in burelen en ongeveer tweehonderd muzikanten. Ik ben dus altijd bezig.’

Ook tijdens vakanties, bijvoorbeeld in je huis in Toscane?
PH: ‘Zelfs dan heb ik de behoefte om mijn dagen te organiseren en dingen te ondernemen. We zijn de laatste jaren zelfs begonnen met een kleine reeks concerten in de omgeving van Siena. Ageet maakt deel uit van een kwartet en het idee was om kleine concerten in te richten voor de dorpsbewoners in onze omgeving. Dat is al snel uitgegroeid tot een reeks van optredens, de Accademia delle Crete.’

‘Bevriende muzikanten reizen uit diverse landen naar Italië voor een week en maken voor weinig geld muziek. Daarna tafelen we allemaal samen, ook met de mensen die naar de optredens komen. Dat geeft een heel andere sfeer dan na een concert naar je hotelkamer gaan.’

Wat beschouw je als het hoogte- en dieptepunt in je carrière ?
PH: ‘Wat ik in mijn jeugd heb meegemaakt was zonder twijfel heerlijk, die optredens met Gustav Leonhardt in Amsterdam, het deel uitmaken van het opdelven van die oude muziek. Het is zoiets als de Sixtijnse kapel voor het eerst in eeuwen toegankelijk helpen maken. Tragische dieptepunten zijn er gelukkig niet in mijn leven. Het is wel telkens een moeilijk moment als je een muzikant moet laten gaan omdat hij of zij te weinig talent heeft. Dat blijft lastig.’

Is er iets wat je zeker nog wilt verwezenlijken?
PH: ‘Er is iets waar ik erg naar uitkijk: we gaan de Oratoriumrepertoires – dat zijn zo’n veertig meesterwerken van mensen als Bach, Beethoven en Brahms – opvoeren en opnemen met een koor jonge professionele zangers uit heel Europa. De audities ervoor zijn in volle gang. Als dat koor er is gaat het optreden met de Filharmonie van bij ons of met die van Rotterdam. We brengen het uit bij mijn platenlabel Phi.’

‘Verder prijs ik me gelukkig dat het werk dat ik doe mogelijk is op hoge leeftijd. Voor mij is het moeilijk om te begrijpen dat je ernaar uit zou kijken om op je vijfenzestigste op pensioen te gaan. Ik wil blijven werken zolang ik kan.’