Waarom vergelijk je jezelf met anderen?

Kruis de beweringen aan waar je je het best in terugvindt.

  1. Ik check regelmatig welke vooruitgang ik geboekt heb.
  2. Ik heb dikwijls het gevoel dat ik niet voldoe.
  3. Ik heb heel strijdlustig.
  4. Ik kan heel erg genieten van leuke dingen en successen.
  5. Je best doen is het enige wat telt.
  6. Om te slagen moet je je doen gelden.
  7. Ik zou meer zelfvertrouwen willen.
  8. Uitdagingen stimuleren mij.
  9. Ik heb de neiging om eerder te kijken naar wat misgaat dan naar wat goed lukt.
  10. Ik hou ervan om anderen te helpen en te steunen.
  11. Een relatie zonder machtsverhoudingen bestaat niet.
  12. Competitiegeest maakt je beter.
  13. Mijn twijfels en zwakke punten toon ik niet.
  14. Ik blijf nooit op mijn lauweren rusten.
  15. Ik denk vaak ‘ik had beter …’
  16. In het algemeen ben ik heel tevreden met wie ik ben en wat ik heb.
  17. Ik geef en ontvang gemakkelijk complimentjes.
  18. Als kind kreeg ik dikwijls te horen: ‘jij komt er wel’.
  19. Veranderingen maken me onzeker.
  20. Als ik voor een uitdaging sta, denk ik: ‘een mooie kans om mezelf te bewijzen!’
  21. Als kind had ik liever wat meer steun en waardering gekregen.
  22. Ik kan niet tegen routine.
  23. Je moet kunnen bluffen om anderen te intimideren.
  24. Ik focus me veeleer op wat lukt dan op wat mislukt.
  25. Als kind kreeg ik dikwijls te horen: ‘het is ofwel jij, ofwel een ander’.
  26. Bij een mislukking of een ongeluk denk ik: ‘het had erger gekund’.
  27. Ik ben heel nieuwsgierig en altijd bereid om bij te leren.
  28. Ik heb de neiging om de toekomst zwart in te zien.
  29. Bij conflicten laat ik me nooit uit mijn lood slaan.
  30. Ik heb voorbeelden die me inspireren en me helpen om vooruit te komen.
  31. Na een mislukking denk ik dikwijls: ‘ik ben compleet waardeloos’.
  32. Als kind kreeg ik dikwijls te horen: ‘het belangrijkste is dat je tevreden bent met jezelf’.

 

Bereken je resultaat

Omcirkel voor elke bewering die je hebt aangeduid de overeenkomstige letter en tel op hoeveel keer je A, B, C en D hebt aangekruist. Kijk daarna aan welk profiel je beantwoordt.

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
A B C D D C B A B D C A C A B D

 

17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32
D A B C B A C D C D A B C A B D