Je job, een gouden kooi?

Verstorende pretbedervers

Zelf maakte ik het ooit mee dat een ogenschijnlijk fijne baan verzandde in het proberen beperken van de impact van de grillen van een wispelturige chef. Collega’s gaven tips om signalen goed te leren lezen: die gingen van de manier waarop de chef ’s ochtends binnentrad (hoor je vooral veel hiel of is er ook sprake van bal van de voet?), tot de stand van de lamellen van haar bureau. Sommigen gaven de raad om vooral onder de maailijn te blijven. Zo kon je er naar verluidt ‘best goed overleven’, werd me – lief bedoeld – verteld.

‘Onze banen bulken van de pretbedervers’, zegt Ilse Ceulemans, auteur van Het ministerie van werkplezierAlles went, behalve slecht management. ‘Van het duffe kantooreiland waar je je niet op je gemak voelt tot de meeting die soms meer lijkt op een feest van de profilering, het zijn tijdverdampers. Je rijdt ’s avonds naar huis met het idee dat er niks uit je handen is gekomen. Want je hebt alleen meegedraaid in het systeem. Daar worden mensen ongelukkig van. Wie een beetje rondkijkt, ziet dat het evenwicht verstoord is. Te veel mensen zijn eerder bezig met hun baan in stand te houden dan met de job zelf. Soms is er zelfs maar een minderheid die écht werkt. Het is niet voor niks dat de creatiefste mensen vertrekken uit de grote bedrijven, om een start-up te beginnen. Je wint gigantisch veel tijd als je het hele managementcircus achterwege laat en alleen essentiële afspraken maakt.’

Zero invloed

Ceulemans ondervond zelf aan den lijve wat het is om het poortje van de gouden kooi eerst op een kier te zetten, om het nadien volledig open te gooien. Tien jaar geleden zette ze de eerste stap en ging minder werken. ‘Ook al was dat financieel best even spannend, toch bleek het uiteindelijk voor mij vooral deuren te openen’, zegt ze. ‘Ik was niet altijd even gelukkig in mijn job en daarom had ik, haast toevallig, een “parallelle carrière” uitgebouwd, naast mijn werk. Dat kon, omdat ik niet meer fulltime werkte. Ik schreef in mijn vrije uren voor het onafhankelijke Charlie Magazine en door een van die artikels had uitgeverij Manteau me een contract aangeboden om een boek te schrijven. Mijn “echte” job begon in de weg te zitten voor die andere dingen, waar mijn hart veel meer naar uitging. Tegelijk volgde op mijn vaste job de ene reorganisatie na de andere. Op een dag kreeg ook ik te horen dat ik van redactie moest veranderen, binnen de uitgeefgroep waar ik voor werkte. Toen dacht ik: “Ik moet het onder ogen zien. Ik heb geen zin meer om me opnieuw in een rol te persen waar ik niet in pas.” Ik heb gebruikgemaakt van de uitstapregeling en ben vertrokken. Dat was best griezelig, na negentien jaar. Want ik hou wel van zekerheid. Maar tegelijk voelde ik me enorm bevrijd.’