Ojee als we het niet eens zijn met elkaar, we zullen het geweten hebben. Het minste meningsverschil is tegenwoordig aanleiding tot scheldtirades, beledigingen, veralgemeningen en vijanddenken. Zeker op de nieuwe media. Maar ook menig kerstdineetje wordt erdoor vergald. Hoe komt dat? Kunnen we nog rustigvan mening verschillen? Meer nog: elkaar inspireren tot een ruimer gezichtspunt?
Tekst: Anne Wislez – Illustratie: Eugenia Loli
‘Als iemand onze overtuiging in vraag stelt, ervaren we dat als een klap in ons gezicht – ook onze hersenen doen dat. Waarop we maar aan één reactie kunnen bedenken: hard terugslaan’ – Ruben Mersch, filosoof en auteur van ‘Van mening verschillen’
Denk jij ook twee keer na voor je een mening plaatst op Facebook omdat je bang bent dat er een hele woordenstrijd op gaat volgen? Uit je aan de kersttafel al lang geen maatschappelijke bezorgdheden meer, omdat je uit ervaring weet dat die aanleiding zullen zijn tot pijnlijke debatten die de familie meer verdelen dan verzoenen? ‘Soms ben ik zo moe van al die meningen’, zucht ook Marieke, 36, laborante en mama van een tweeling. ‘Je kan niets meer uitspreken of iemand is het oneens met je en haalt allerlei argumenten aan om zijn mening te staven. Terwijl er zoveel informatie voorhanden is dat uiteindelijk niemand het nog echt weet. Voor je het beseft, ben je verwikkeld in ellenlange discussies waar iedereen zijn grote gelijk probeert te halen en waar uiteindelijk niemand beter van wordt. Ik hou tegenwoordig liever mijn mond of praat wat over films die ik gezien heb. Het leven met een fulltime job en een tweeling in een wereld die barst van de uitdagingen is al vermoeiend genoeg. Ik heb geen zin om er nog meer wrijving aan toe te voegen.’
‘Het is inderdaad fascinerend om te zien hoeveel conflicten wij onderling creëren, van wereldoorlogen tot twitter-rants, terwijl we eigenlijk niets liever willen dan rustig samenleven en gelukkig zijn’, merkt ook filosoof en bioloog Ruben Mersch op, die aan het thema al enkele boeken wijdde. Dat kan beter, dacht hij, en hij schreef een derde boek dat ons laat zien waarom onze gesprekken zo vaak ontploffen en hoe we kunnen leren deftig discussiëren. Geen overbodige luxe in een wereld waar de discussies en beledigingen ons meer dan ooit om de oren vliegen. Een mens onder stress reageert vanzelf al wat prikkelbaarder en korter dan een mens in ontspanning, en wie kent tegenwoordig geen stress? Maar ook de nieuwe media creëren de ideale context om elkaar stevig te beledigen. ‘Zij drukken inderdaad op alle juiste knopjes om het erger te maken’, bevestigt Mersch. ‘Enerzijds omdat je met een scherm communiceert, waardoor je de ander makkelijker kan ontmenselijken en karikaturiseren. Anderzijds omdat je op sociale media, en zeker op Twitter, niet echt de ruimte krijgt om goede argumenten te formuleren. Zo wordt converseren op nieuwe media eerder een etalage en bevestiging van je eigen ego dan een dialoog. Ook in het politieke debat gaat het er vooral om aan te tonen hoe slim en goed je wel bent, en hoe dom en slecht de anderen. Dat lijkt mij niet het meest zinvolle debat.’
Emoties alom
Gelukkig kunnen we op café nog gezellige, geanimeerde gesprekken voeren of elkaars ideeën geboeid aanhoren. Wat maakt dat het ene gesprek rustig verloopt en het andere al snel ontploft? Volgens Mersch wordt het ontploffingsgevaar versterkt door twee factoren: emotie en onzekerheid. ‘Met dat laatste bedoel ik het feit dat er veel zaken zijn die we niet met zekerheid kunnen weten en stellen. Er is bijvoorbeeld geen meetinstrument waarmee je kan bepalen hoe racistisch een bepaalde uitspraak is. Als dat wel zo zou zijn, dan maakten we daar geen ruzie over, dan was het gewoon helder.’ Over de vraag of water nat is zullen we elkaar niet makkelijk in de haren vliegen. Maar ho, of water een common zou moeten zijn, of eigendom van multinationals! Daar kunnen we een boom over opzetten en wie niet denkt zoals wij, verdenken we van uitermate dommigheid of slechte wil.
‘Het tweede aspect dat een thema explosief maakt, is de mate waarin een debat ons emotioneel raakt’, gaat hij verder. ‘Mensen denken vaak dat wat ze denken over iets, bijvoorbeeld over vluchtelingen of pesticiden, een verstandelijke beschouwing is. Maar niets is minder waar. Veel van onze overtuigingen zijn heel emotioneel geladen. Als iemand die overtuiging dan in vraag stelt, ervaren we dat – en ook onze hersenen doen dat – als een klap in ons gezicht. Waarop we dan ook meteen terugslaan: we gaan in de aanval en proberen de ander te raken waar we hem kunnen treffen.’ Dat doen we vaak door te insinueren dat de ander dom of slecht is. We vallen hem aan, beledigen hem, willen hem kwetsen.
Een ontspoorde ruzie is een machtsstrijd, zegt ook coach en trainer Serge Ornelis in zijn nieuwe boek Met slaande deuren, waarin hij nuttig advies geeft over hoe je ruzie kan vermijden en gezond ruzie kan maken. ‘Wat mensen in een ruzie nastreven, is de pijn van miskenning ongedaan maken’, schrijft hij. ‘Die erkenning is pas echt van waarde als de ander ze uit vrije beweging geeft. En laat dat nu niet gebeuren, of toch niet onmiddellijk. Daarom proberen we erkenning af te dwingen door macht te gebruiken.’
Maar waarom gaan we zover? Een mening is toch maar een mening, zou je denken.
(…)
Lees meer in het november-decembernummer van Psychologies