Power to the papa’s

‘Ik wil een vader zijn die nabij is, zonder constant bovenop mijn kroost te zitten. Een moeilijke evenwichtsoefening’

Bruno Vanobbergen (45), de Vlaamse kinderrechtencommissaris, heeft een zoon van 15 jaar, een dochter van 4 en een zoon van 2.

‘Ik durf te betwijfelen of de verschillen tussen moeders en vaders echt zo groot zijn. Wat is typisch voor vaders, op welk stuk van de opvoeding drukken zij vooral hun stempel? Daar bestaat volgens mij geen eenduidig antwoord op. Hoe je het ouderschap in de praktijk invult, heeft in de eerste plaats te maken met je eigen persoonlijkheid. De waarden die je aan je kinderen wilt meegeven, de manier waarop je met hen communiceert, de activiteiten die je met hen onderneemt … het wordt vooral bepaald door hoe je zelf in elkaar zit, door je karakter en interesses, veel meer dan door het feit of je een man of een vrouw bent.

Zo ben ik thuis de ouder die het meest geïnteresseerd is in sport. De oudste zoon speelt voetbal, dus ligt het min of meer voor de hand dat ik hem naar matchen begeleid en langs het veld sta te supporteren. Maar er zijn ook veel moeders die gebeten zijn door het voetbalvirus, hoor. Mijn zoon is nu op een leeftijd dat we samen kunnen sporten; we zitten sinds kort zelfs in hetzelfde minivoetbalteam. Het is fijn om dat te kunnen delen, absoluut. Wat ik dan weer niét met hem deel, is zijn sterke interesse voor alles wat met wetenschap en techniek te maken heeft. Dat is een domein waar ik veel minder kaas van heb gegeten. Ik vind het mooi om hem daarin te zien opgaan, maar het is niet omdat ik een man ben dat we elkaar daar als vanzelfsprekend in vinden.

Welk soort vader ik probeer te zijn? Ik ben behoorlijk bezorgd, heb snel het gevoel dat ik mijn kinderen moet beschermen zodat ze niet in zeven sloten tegelijk lopen. Tegelijk vind ik het belangrijk om voldoende te luisteren en na te gaan in hoeverre ik hen kan ondersteunen. Een moeilijke evenwichtsoefening, vind ik: uit bezorgdheid ben ik soms geneigd om te snel in te grijpen, terwijl je een kind juist de tijd én het vertrouwen moet gunnen om te kunnen groeien en te leren. Dat is echt mijn streefdoel: ik wil een vader zijn die nabij is, die luistert en voldoende aandacht heeft voor wat er bij zijn kind leeft, zonder er constant bovenop te zitten.

Natuurlijk heb ik het nu vooral over mijn oudste zoon, die stilaan zijn vleugels begint uit te slaan. Voor mijn twee jongsten, die nog veel meer nabijheid en bescherming nodig hebben, ben ik een heel andere vader. Die mogen van mij voorlopig alleen nog maar hun gang gaan in de veilige en afgebakende ruimte van de speeltuin. (lacht)’