bezorgd om zorg

Mogen we nog voor elkaar zorgen?

Een zorgende maatschappij

Het moet gewoon gezegd: ziekenhuizen worden niet meer door dokters geleid, maar door managers. Zorginstellingen worden gerund als bedrijven, waardoor ook een bedrijfsmatig jargon de zorg in sluipt. Dit werkt vervreemdend voor gemotiveerde hulpverleners die een keuze maken vanuit hun hart en terechtkomen in een grote ongrijpbare structuur waar efficiëntie en protocollen vaak over echt contact met de patiënt heen walsen. ‘Ook als hulpbehoevende voel je je een stuk ontheemd omdat je soms eerder nummer lijkt dan mens,’ zegt Geertje (49), wiens bejaarde vader het afgelopen jaar twee keer in het ziekenhuis is opgenomen met een beroerte. ‘Soms zit je uren te wachten zonder dat je weet wat er gaat gebeuren. Je hebt ook telkens met een andere verpleger te maken die snel binnen en buiten loopt, en ik wist bijvoorbeeld ook niet goed of elk bijkomend – en voor mijn vader heel stresserend – onderzoek werkelijk genoodzaakt werd door zijn gezondheidstoestand of eerder gemotiveerd werd door zijn degelijke ziekteverzekering. Je moet al heel mondig zijn om dat allemaal te achterhalen.’

De overheid zet de deur open voor privé-partners die de zorg opnemen en daarbij winst moeten realiseren. Gevolg is dat er fiks bespaard wordt op reeds te krappe budgetten. Het is bijvoorbeeld duidelijk dat er een miljard euro nodig is tegen 2025 om het gat in het budget voor de vergrijzing te dichten. Geld dat er niet is en niet zal zijn, hoewel de vergrijzing toeneemt en zorginstellingen nu al zorg moeten realiseren met onvoldoende gespecialiseerde werknemers. Misschien is het antwoord te vinden in het verhaal van de vermaatschappelijking van de zorg: we wilden kwetsbare of zorgbehoevende mensen een eigen, zinvolle plek geven in de samenleving die hen waar nodig ondersteunt. Sylvia Hubar, docente sociaal werk aan de UCLL, wou er alleszins graag in geloven: ‘Ik juich het toe: zorg in en door de maatschappij, een warme samenleving! Maar intussen worstel ik met heel veel vragen en twijfels. Heb ik door te geloven in het mooie verhaal van vermaatschappelijking van de zorg de deur open gezet voor wrange vormen van vermarkting?’

Want zorg wordt nu, net als alle andere producten die de samenleving voortbrengt, tegen de economische meetlat gelegd. Is het nog wel rendabel? Brengt het voldoende op? En zo niet, wordt de verantwoordelijkheid weer bij de burger gelegd. Trek je eigen plan, of laat je omgeving je helpen. Anne Dedry, directeur van vormingscentrum Zorg-Saam, drukt expliciet haar zorg uit over dit fenomeen: ‘Het klinkt positief, de burger heeft verantwoordelijkheid voor zichzelf, voor de familie, voor de buren. Het principe is goed, want het gaat immers over solidariteit. Als we echter kijken naar de concrete invulling ervan, zien we dat het gaat om een verkapte besparingsmaatregel. Mensen met een handicap gaan er bijvoorbeeld op achteruit. Er gaan meer middelen naar mensen in voorzieningen en instellingen, waardoor het zelf realiseren van hulp op maat met behulp van een persoonsgebonden budget eigenlijk bestraft wordt. De regeringen zetten ook niet in op het ondersteunen van bijvoorbeeld mantelzorgers, om hun draagkracht en draaglast in balans te houden. Het tijdskrediet wordt afgebouwd, dat dient immers om op wereldreis te gaan, toch? Wel, 95% van het tijdskrediet wordt halftijds opgenomen. Een mantelzorgperiode duurt gemiddeld acht tot tien jaar: zelfs met gemotiveerde en ongemotiveerde verloven hebben mensen nog geen verlofstelsels genoeg om die te overbruggen!’