‘In elke vrouw schuilt haar moeder’ (o help, écht?)

Natuurlijk wil je anders zijn dan zij. Een andere vrouw, een andere moeder, een andere mens. Tot je moet bekennen: er schuilt meer van je moeder in je dan je altijd dacht. What to do?

Tekst: Carine Stevens – Foto’s: Shutterstock

‘Dochters die bang zijn om op hun moeder te lijken, zijn nooit echt van haar losgekomen’ – Claire Wiewauters, pedagoog en psychotherapeut

‘Een meisje is slechts het voorspel. Haar frisse, zoete huid is maar de schil, haar geschater is als het gezang van de nimf op de Lorelei die onze blik van de vaarroute wil afleiden. Binnen in haar schuilt het bittere klokhuis, de ruwe, zure pit die vroeg of laat zal ontkiemen, en die de vrouw zal voortbrengen voor wie nooit iets deugt, die overal tegen opziet en die kijft, kijft, kijft …’

Uit: In elke vrouw schuilt haar moeder, Marnix Peeters, Pottwal Publishers, 2017.

Voor de goede orde: bovenstaand fragment is geplukt uit een roman, ontsproten aan de fantasie van auteur Marnix Peeters, en overgoten met een flinke geut ironie. Hij beschrijft het schrikbeeld van een man wiens aardige jonge vrouw ‘gaandeweg de sikkeneurige tang zou worden die haar moeder haar jarenlang had voorgespeeld, het klagende wijf waarvan zij had gezworen dat het nooit in haar zou opstaan’.

Fictie, uitvergroot, maar tegelijk o zo herkenbaar. Want laten we in gedachten even teruggaan naar de jaren toen we de overstap maakten van meisje naar vrouw. Streefden we er toen niet naar om de verleidelijke nimfen te worden zoals Peeters ze zo poëtisch beschrijft? Een en al dartele vrolijkheid, en absolute tegenpolen van onze moeders, die wezens die we graag zagen maar die ons ook enorm op de zenuwen konden werken, die soms doordrammerig konden zeuren of zichzelf eindeloos wegcijferen? En hebben we in de loop der jaren niet allemaal verbaasd moeten vaststellen dat we meer op onze moeders lijken dan we ooit voor mogelijk hadden gehouden?

Losmaken en verbinden

Voor Annelies (31) is dit in elk geval geen ver-van-mijn-bedshow. ‘In mijn kindertijd was dit het scenario na een ruzie tussen mijn vader en mijn moeder: papa wilde het goedmaken, desnoods met het obligate boeket bloemen als zoenoffer, mama pruilde en hulde zich in stilzwijgen. “Laat haar maar even mokken”, zei mijn vader dan tegen mij en mijn broer, die op de tippen van onze tenen door het huis slopen tot de bui was overgewaaid. En raad eens hoe ik nu reageer als ik kwaad ben? Inderdaad: ik klap dicht. En als mijn vriend en ik ruziën, komt er altijd wel een punt waarop ik stilval. Aan de ene kant omdat mijn emoties zo hevig zijn dat ik er geen woorden meer voor vind, aan de andere kant – dat geef ik eerlijk toe – omdat ik uit ervaring weet dat zwijgen een enorm sterk wapen is.’