teckel als therapeut

Wie is écht geschikt als therapeut?

Wat is het verschil tussen die twee?

LF: ‘Als psycholoog werk je vanuit een wetenschappelijk referentiekader. Je stelt diagnoses bij psychisch kwetsbare mensen, je biedt begeleiding en preventie. In een therapeutisch proces werk je dieper: mensen melden zich aan omdat ze zijn vastgelopen en verandering willen, en jij begeleidt hen in hun zoektocht naar een nieuw evenwicht. Voor mij was dat altijd een droom, om psychotherapeut te zijn. Daarvoor moest ik dus een bijkomende opleiding volgen en ik koos voor de Interactionele Vormgeving, aan de Educatieve Academie in Berchem.’

Dat is een van de privévormingscentra, en ook die staan nu onder druk: een diploma als psychotherapeut kan je straks alleen nog op academisch niveau halen. Waarom heb jij destijds die keuze gemaakt?

LF: ‘Je hebt de vier grote, erkende stromingen: psychoanalyse, gedragstherapie, systeemtherapie en client centered therapie. Toen ik daarover leerde aan de universiteit, dacht ik altijd al dat ik ze allemaal wilde volgen, omdat elk referentiekader me zinvol leek. Ik vrees dat er voor mij dus niks anders op zat dan de integratieve benadering te kiezen, die al die stromingen naast elkaar plaatst én ze allemaal in hun waarde laat. Surfend op internet kwam ik uit bij de Educatieve Academie in Berchem. Dat is inderdaad een privé-instelling, maar ik vond hun gedachtegoed zo waardevol, omdat ze oog hebben voor de complete mens, voor het biologische, het sociale, het psychische én het spirituele. Ook bij collega’s die een klassieke opleiding volgden, hoor ik almaar vaker dat ze interesse hebben in die brede manier van denken.’

Is het eigenlijk wetenschappelijk bewezen welke van die grote stromingen het best werkt?

LF: ‘Er is wel al wat onderzoek gedaan naar de factoren die impact hebben tijdens een therapeutisch proces. Heel opvallend is dat je dertig procent kan terugbrengen tot de band tussen de therapeut en zijn cliënt: dat gaat over de grondhouding van de therapeut, over warmte, empathie, authentiek zijn, betrokkenheid, de vertrouwensrelatie tussen cliënt en therapeut … Ook de cliënt en zijn omgeving spelen een belangrijke rol. Het ligt voor de hand dat therapie meer kans van slagen heeft als een cliënt sterk gemotiveerd is en op de steun van zijn omgeving kan rekenen. Een derde belangrijke factor is hoop. Vaak zie je al na een eerste contact dat een cliënt weer met positieve verwachtingen buiten gaat. Vijftien procent van de verandering die je ondergaat door therapie zou daardoor te verklaren zijn. Nog eens vijftien procent heeft te maken met de theoretische referentiekaders die een therapeut hanteert, maar: de ene theorie heeft gemiddeld niet meer effect dan de andere. Dat mogen we voor mij toch wel meenemen in die hele discussie, zonder meteen te zeggen dat alles kan. Ik denk dat we vooral moeten behouden wat goed is, en tegelijk openstaan voor nieuwe ontwikkelingen. Een goede therapeut is hoe dan ook bereid levenslang te leren.’