Tine Reymer: ‘Ik ben een perfectionist, op het neurotische af’

Jouw liedjes verschijnen wel eens onder de douche of in je dromen.

TR: ‘Dat is een vreemde zijnstoestand, want vanwaar komt dat? In een droom zie ik dan alle tekstregels, in rijm en in metrum. Alsof je een soort draadje of link hebt naar een ander universum. Alsof er iets in een trechter wordt gegoten en je een kanalisator bent. Het gebeurt helaas te weinig, dat zou anders wel handig zijn. (lacht)

Kwetsbaarheid is een heel mooie staat van zijn maar het klinkt zo soft, terwijl het in essentie net heel sterk is. Kwetsbaarheid is helaas ook de grootste valstrik in deze business. Je moet een heel dik vel hebben om je mannetje of vrouwtje te staan, om de dingen die persoonlijk over jou of je muziek gezegd worden een plaats te kunnen geven. Maar mensen die creëren staan enorm open voor prikkels en hebben net een heel dun vel, eigenlijk maar een vliesje. Dat is moeilijk.

Ik wil niet in een klaagzang over de industrie belanden, maar er is zo’n groot aanbod aan muziek en zo weinig plaats op de radio en in concertzalen dat de verhouding zoek is. Je moet echt vechten en smeken om je ding bij de mensen te krijgen. Ik ben geen twintiger meer, niet meer nieuw, hip of “te ontdekken”. Op den duur denk je: ik doe het zelf wel. Aan mijn laatste plaat heb ik drie jaar keihard gewerkt, zonder label, zonder management. En nog krijg ik de stempel “het zangeresje” of “het actriceke dat zingt”. Dan denk ik: nee! Ik heb die nummers geschreven, ik heb mijn album zelf geproducet, ik heb mee naast de mixer gezeten, een perser gezocht, artwork en fotograaf geregeld – alles. En op de dag van een concert ben ik chauffeur, tourmanager, roadie, zangeres én toetsenist. Ik weiger nog het label “zangeresje van”.’

Heb je het gevoel dat je daarin anders wordt beoordeeld dan mannen?

TR: ‘Absoluut. Je wordt heel snel gezien als het zangeresje dat nog net haar microfoon kan inpluggen. Maar je bent muzikant, singer-songwriter, dat is echt wel iets anders dan wat staan zingen op een podium met een schoon kopke.

Ik sta van mijn zestiende als muzikant op een podium, met Flowers for Breakfast, El Tattoo del Tigre, De Kakkewieten, Billie King, Reymer. Maar sinds Sedes & Belli zien mensen mij als een actrice, terwijl dat voor mij een zijspoor was. Goh, eigenlijk wil ik vooral leren om het gevecht te stoppen. Op veel fronten zit ik iets te veel in een vechtmodus: “ik wil gezien en gehoord worden en iedereen werkt mij tegen!” Daar wil ik zo hard vanaf. Het levert niks op, je verspilt alleen maar energie en die heb ik niet op overschot. Mijn dochter zou zeggen: “chillax”. Ik ben een perfectionist, op het neurotische af, een controlefreak. Ik moet minder willen beheersen. Daar is geen knopje voor, maar het besef is al een begin.’