Sylvie Kreusch: ‘Op het podium ben ik wie ik echt wil zijn’

Sylvie heeft een lange weg afgelegd: van frontzangeres in de band Warhouse tot song- en tekstschrijver van haar debuutalbum Montbray dat ze in 2020 tijdens de lockdown schreef, in het gelijknamige Franse dorp. En nu zit deze sensuele dertigjarige bij ons op de sofa.

Interview: Ineke Van Nieuwenhove – Foto’s: Sofie Coreynen

In april zag ik Sylvie live in de uitverkochte concertzaal van De Vooruit in Gent: in een wijnrode, bolle jurk en gitzwarte latex elleboog handschoenen danst ze sensueel en soms wild over het podium – alsof ze nooit iets anders heeft gedaan. Halverwege roept ze uitgelaten: ‘Mensen! Ik werd dertig en dacht: er is niets gebeurd! Maar er is wel van alles gebeurd. Vorige keer speelde ik hier in een kleine zaal. En kijk nu!’

Niet lang daarna tref ik Sylvie in het statige huis op Antwerpen Zuid dat ze deelt met vrienden. Haar kamer is sober: een bureautje met een lamp en een laptop, een tafel en een bed, waarop haar hond zich heeft neergevlijd. Ze krult zich op in een stoel, onopgemaakt en in een slobbertrui. Een totaal andere verschijning dan op het podium. ‘Ik ben nochtans opgegroeid in Antwerpen met feestjes waar alles om uiterlijk, cool zijn en fashion draaide, hoor. Ergens was dat inspirerend, ik ken nog altijd veel mensen van toen, die nu in Parijs in de mode werken. Maar ik ben altijd blij als ik bijvoorbeeld naar Flor (Van Severen, haar nieuwe vriend) in Gent ga. Daar ken ik veel muzikanten en het maakt hun niet uit hoe je gekleed gaat. Een verademing.’

Je hebt een nieuwe vriend, de festivalzomer komt eraan, je won de MIA voor beste artwork. Het gaat goed met Sylvie?

Sylvie Kreusch: ‘Heel goed! Ik ben wel zenuwachtig voor de festivals. Mensen komen er niet per se voor mij, dan moet ik me toch altijd meer bewijzen. En de MIA’s: een bedankspeech geven, live spelen voor tv, dat vind ik best stresserend. Maar ik ben wel ontzettend blij dat ik was genomineerd voor Montbray, iets wat ik helemaal zelf heb gemaakt, zonder één compromis, songs waarvan ik nog steeds denk: “Wow, die zijn echt goed!” Ik krijg vaak berichtjes waarin mensen vertellen dat ze geraakt zijn door mijn songs. Dan denk ik: wow. Alleen door mijn ervaringen, alleen door mezelf te zijn.’

Je debuutalbum Montbray is een open boek over alle emoties rond de breuk met je ex. Was het een soort therapie?

S.K.: ‘Zeker. Maar ik ben ook naar een psycholoog gegaan. Voor het eerst in mijn leven. Ik had efkes heel hard antwoorden nodig. Ik had eerst heel veel schrik dat ze zou zeggen: “Vergeet je ex, hij is je tijd niet waard! Kom voor jezelf op! Wees sterk!” Dat is wat je vrienden altijd zeggen, hè. Maar ze zei net het tegenovergestelde: “Je kunt iemand die onder je huid zit niet zomaar uit je systeem krijgen.” Ze zei: “Je moet je emoties onder ogen zien.” Ik heb nu geleerd meer te voelen wat mijn lichaam zegt, waar ik zelf naar verlang, in plaats van alles rationeel te bekijken. Dat laatste voelt misschien juist en sterk, maar het lost niets op. Ze leerde me ook dat er altijd twee kanten aan een verhaal zijn. Ik ben empathisch, bezorgd om de noden van een ander, en in vorige relaties zag ik vaak af. “Oké, ik besta even niet, want jij moet een tijdje op je bek gaan. Ach, dit is efkes, ik trek wel mijn plan.” Eigenlijk offer je een paar jaar van je leven op voor de ander. Dat ga ik niet meer doen. Ik heb ooit gehoord in een podcast: we willen altijd een antwoord waarom iemand zich zus of zo gedraagt, en projecteren het op onszelf: “Het is omdat ik …”, terwijl het misschien niets met ons te maken heeft. Ik herken dat. Nog een voorbeeld. Ik zei onlangs tegen een vriend: “Ik vond het echt schoon dat Maarten iets speciaals in mij zag.” En die vriend: “Maar Sylvie, iedereen ziet dat.” Aaah, oké … Relaties maken mij kwetsbaar. Van een partner wil ik toch altijd een soort bevestiging.’

Is dat een stukje verlatingsangst uit je verleden? Als kind maakte je de scheiding van je ouders mee.

S.K.: ‘Dat kan. Ik was acht of negen toen. Ik heb best wel fucked up dingen gezien, felle ruzies. Ik was ook een heel angstig kind. Altijd bang om verloren te lopen. Op skikamp was ik doodsbang dat ik de groep op de piste zou verliezen. En op zeilkamp dacht ik dat ik zou verdwalen op het meer – stel je voor! – dus liet ik me uit het bootje vallen, zodat ze me zouden komen halen. Ik denk dat dat die verlatingsangst is. Misschien daarom dat ik al van jongs af op een podium ben gaan staan, want daar voel ik geen angst. Ik heb nooit plankenkoorts gehad, nu nog niet.’

Angst voor verloren lopen, dat is: niemand ziet je. Op een podium kun je niet verlopen lopen, want iederéén ziet je.

S.K.: ‘Ha. Zo had ik het nog niet bekeken. Hm, misschien voelde ik me als kind dus onzichtbaar en had ik dat podium nodig om me zichtbaar te voelen … Grappig. Nu heb ik die nood totaal niet meer. In het dagelijks leven ben ik liever onzichtbaar. Het draait al genoeg om mij op het podium. Nu kan ik er in mijn vrije tijd heel erg van genieten om een ander wezen gelukkig te maken. Mijn hond, of mijn lief. Ik word zelfs ongemakkelijk van te veel aandacht. Da’s klote om te zeggen, want ik ben mijn fans heel dankbaar. Maar als je dat vanaf een afstand bekijkt, publiek dat applaudisseert voor “de rockster”, ik vind dat absurd. Ik denk altijd: ik verdien echt niet meer respect dan eender wie die zijn job goed doet. Niemand applaudisseert voor de bakker, terwijl die ook zijn ziel in zijn brood legt.’

Maar de bakker kan niet wat jij kunt. Jij raakt mensen.

S.K.: ‘Oké. Maar er zijn ook crazy knappe kunstvormen waarvoor geen applaus wordt gegeven. Niemand staat in een galerij voor een mega insane werk ‘Woehoe!’ te roepen. Als ik een uitverkocht concert speel en bedenk dat al die mensen een ticket hebben gekocht voor Sylvie Kreusch … Ik dacht vroeger altijd dat dat mijn droom was. Nu is het er en vind ik het soms beangstigend. Zij kennen mij en ik hen niet. Ergens is dat mijn privacy die weg is.’

Ben je gehecht aan je privacy?

S.K.: ‘Steeds meer. Gelukkig zijn mijn fans geen stalkers. Mensen zullen me misschien wel even aanstaren op straat, maar dat is het. Toen ik nog in het hotel van mijn mama werkte, kwamen er wel af en toe mannen net te lange babbeltjes doen met de “zangeres” (lacht). Ik heb echt mijn ruimte nodig. Ik vind het zot hoe sommige mensen dagen aan een stuk naar feestjes kunnen gaan. Ik vind het al moeilijk om op café met iemand te praten, want ik hoor alle gesprekken rond me. Na twee uur ben ik doodop en moet ik naar huis. Hetzelfde na een show: ik signeer meteen erna platen en babbel met mensen. Ik doe dat met plezier. Maar daarna ben ik leeg. En dan moet ik de dagen erna alleen zijn.’

LEES VERDER IN PSYCHOLOGIES, NU IN DE WINKEL …