Fleur van Groningen

Een kwestie van hormonen


‘Klagen over de impact van je hormonen lijkt een vrouwenvoorrecht maar voor mannen is het ook lastig’, moppert hij van achter het fornuis waarop hij een grote pot bouillabaisse bereidt. ‘Vandaag was weer zo’n dag waarop ik wou dat ik “hem” thuis op de schouw kon achterlaten alvorens de stad in te trekken.’ Mijn kameraad laat nijdig wat stukken zalm en kabeljauw in de pot vallen en gebaart met zijn hoofd naar de schoorsteenmantel waarop een grote zilveren kandelaar staat te blinken. Even kan ik me voorstellen hoe zijn kroonjuwelen daar keurig naast zouden staan. ‘Hoe zie je dat praktisch?’, vraag ik ironisch, terwijl ik borden en bestek uit de keukenkast pak. ‘Met een schroefdraad? Zodat je je penis erop of eraf kan draaien naargelang de geplande activiteiten?’ Maar er kan geen lachje af. ‘Geloof me, het is niet grappig. Ik loop op straat en zou zowat elke vrouw willen bespringen. Probeer je dan maar eens te focussen op iets anders. Je voelt je een beest.’
Ik knik begrijpend maar kan het me niet voorstellen: ik heb nog nooit rondgelopen met de drang om zowat iedere man naar mijn hol te sleuren. Wel heb ik periodes gekend waarin ik haast als een loopse bouvier tegen lantaarnpalen begon op te rijden, gewoon omdat het al zo lang geleden was dat iemand me nog had aangeraakt. Maar altijd kon ik me beheersen en als het op mannen aankomt ben ik nog kieskeuriger dan wat straatlantaarns betreft.
‘Heb jij dat ook wel eens?’, fluister ik naar mijn eigen vriend, terwijl we in de zitkamer de tafel dekken en servetten vouwen. De deur naar de keuken staat open, ik hoor hoe onze kameraad daar verwoed kruiden hakt. ‘Dat je elke vrouw op straat begeert?’ Mijn vriend lacht en schudt van nee. ‘Echt niet? Want als het hormonaal is, kan je er niks aan doen, hé. Dan begrijp ik het heus wel. Het is wat anders als je eraan toegeeft.’ Mijn vriend schudt nogmaals zijn hoofd en fluistert ernstig: ‘Ik heb dat gelukkig niet. Ik zou het onrespectvol van mezelf vinden. Maar ik ken wel meerdere vrienden die er ook mee kampen.’ Hij noemt wat namen en we grijnzen samenzweerderig. Vooral om die ene, waarvan ik het niet had verwacht en die vermoedelijk op straat een veelvoud aan handtassen tegen zijn hoofd zou krijgen. De hele hormonenkwestie doet me denken aan een interview dat ik onlangs afnam van twee openhartige transgenders, vrouwen die ooit biologische mannen waren. Zij legden me het verschil uit tussen een leven waarbij de testosteron door je aders giert en een leven met meer oestrogeen. Testosteron maakte hen agressiever, wellustiger. Hun dagelijkse cocktail vrouwelijke hormonen bezorgt hen zowel meer uiterlijke als innerlijke zachtheid. Dat het in bed wat langer duurt om in de stemming te komen, nemen ze er met plezier bij.
Ook moet ik denken aan een gesprek dat ik jaren geleden met mijn psychologe voerde. Ze vertelde me dat mannen veel vaker de neiging hebben om hun onbewuste emoties in seksuele daden te kanaliseren. Dus in plaats van zich te uiten met woorden, zeggen ze het met zaad. Misschien bezorgt seks hen op die momenten een gevoel van controle, van nog steeds ‘het mannetje’ te zijn? Ik vraag me af of onze kameraad misschien met onverwerkte sentimenten zit. En jawel: later op de avond, als we met het hele gezelschap van zijn voortreffelijke vissoep hebben genoten en de zoveelste fles goede wijn wordt leeggeschonken, breekt hij. Met tranen in zijn ogen – want ook dat is geen vrouwenvoorrecht – ontdekt hij al pratende wat er hem eigenlijk dwars zit. Nadien is hij zichtbaar opgelucht. Ik vraag maar niet of hij nog steeds zijn penis op de schoorsteenmantel wil parkeren.