(Trek de haakjes open)

We zitten tegenover elkaar. Zij en ik, we doen het al meer dan 25 jaar. Eerst in de refter van de middelbare school, de jaren daarna op kot en op café, en vandaag tijdens een snelle lunch die uitloopt omdat de woorden blijven stromen. Dat heb je met vriendinnen. Maar dat doen ze niet altijd, die woorden. Soms zitten pijnpunten of onnozele komma’s een zinnig gesprek in de weg. Dan verloopt onze communicatie hoofdzakelijk via blikken, occasioneel met blozen. Maar niet vandaag. Vandaag gaan we voluit, met de billen bloot.

Bekkenbodemspieren, kleutercrises op de keukenvloer en het mannenvolk aan de bar komen aan bod, maar ook buitenlandse onderzoeksprojecten, niet-gehypte topboeken – onze favorieten – en het belang van zelfzorg in dolgedraaide tijden. Sommigen noemen het vrouwenpraat, ik verkies ‘het leven zoals het is’. En hoe leger onze bordjes met tapas worden, hoe vaker woorden als verbinding, kracht en oprechtheid het gesprek voeden. ‘Ik wil niet zweverig klinken …’ horen we onszelf zeggen, maar eigenlijk weten we allebei dat die veiligheidsmarge overbodig is. Ouder worden laat zich niet enkel definiëren door beginnende hangwangen maar ook door het besef dat maskers geen goede vrienden maken. Natuurlijk willen we er op ons best uitzien, maar dan zonder onszelf te verstoppen. Het leven heeft ons al te veel loeren gedraaid. We zijn geliefd en genaaid, opgehemeld en ontgoocheld. We raakten de weg kwijt, naar onszelf, onze naasten en onze vaste tête-à-tête. Maar uiteindelijk eindigen we altijd weer tegenover elkaar, met de essentie tussen ons in, en wat wijn en tapas, zo nu en dan. Evident zijn zulke gesprekken niet, maar ze lonen wel. Want er is geen plaats voor schoon vertoon in relaties die van tel zijn. Connectie faalt als het hart niet op ‘aan’ staat.

‘Ik wil niet zweverig klinken …’ kaatst het over en weer, ‘maar oprechte verbinding werkt helend.’ Het is een zin die stelselmatig vorm krijgt in het samenspel van onze woorden. Hij ontvouwt zich tussen het gemoederkloek en de zelftwijfel, tussen onze kracht en onze kleine kantjes, in de machtsvrije ruimte die gaandeweg ontstaat in ons discours. We spreken hem geen van beiden uit, en toch allebei tegelijk. En we moeten erom lachen, omdat we weten hoe wollig dat soort waarheden klinkt. En we spoelen de bijsmaak door met witte wijn, want we weten dat we nog niet eens zo lang geleden oogrollend in ons bord doken bij dat soort uitspraken. Maar er is veel gebeurd. De refter van toen is een complexe wijde wereld geworden waar niets nog is wat het lijkt. 25 jaar later weten we allebei hoe goed het doet, hoeveel menselijkheid er mogelijk is wanneer je de haakjes opentrekt en naar de kern kijkt. Daar schuilt de kracht van verbinding, de energie in echtheid.

 

Word je al lichtjes misselijk? Begrijpelijk. Waarom hangt er toch zo’n kleffe goeroegeur aan woorden als verbinding, kracht, kwetsbaarheid, authenticiteit? De termen voelen versleten maar de intrinsieke waarde blijft. Moeten we het gecommercialiseerde jasje eraf halen? Een volledig nieuw vocabulaire verzinnen, met woorden die nog niet in patchoeli zijn verdronken? Laat die discussie ons vooral niet afleiden van de essentie. Partner, schoonmoeder, collega van mijn voeten: ga er eens tegenover zitten, trek de haakjes open en zie wat er gebeurt. Misschien komen er dingen aanzweven die jullie dichter bij elkaar brengen.

En anders is er altijd nog wijn en tapas.